Overzicht
Nederlands Synoniemen:   Meer gegevens...
  1. gewijd:
  2. wijden:


Nederlands

Uitgebreide synoniemen voor gewijd in het Nederlands

gewijd:

gewijd bijvoeglijk naamwoord

  1. gewijd
    heilig; gewijd

wijden:

wijden werkwoord (wijd, wijdt, wijdde, wijdden, gewijd)

  1. wijden
    wijden; zegenen; inzegenen; heiligen; inwijden
    • wijden werkwoord (wijd, wijdt, wijdde, wijdden, gewijd)
    • zegenen werkwoord (zegen, zegent, zegende, zegenden, gezegend)
    • inzegenen werkwoord (zegen in, zegent in, zegende in, zegenden in, ingezegend)
    • heiligen werkwoord (heilig, heiligt, heiligde, heiligden, geheiligd)
    • inwijden werkwoord (wijd in, wijdt in, wijdde in, wijdden in, ingewijd)

Conjugations for wijden:

o.t.t.
  1. wijd
  2. wijdt
  3. wijdt
  4. wijden
  5. wijden
  6. wijden
o.v.t.
  1. wijdde
  2. wijdde
  3. wijdde
  4. wijdden
  5. wijdden
  6. wijdden
v.t.t.
  1. heb gewijd
  2. hebt gewijd
  3. heeft gewijd
  4. hebben gewijd
  5. hebben gewijd
  6. hebben gewijd
v.v.t.
  1. had gewijd
  2. had gewijd
  3. had gewijd
  4. hadden gewijd
  5. hadden gewijd
  6. hadden gewijd
o.t.t.t.
  1. zal wijden
  2. zult wijden
  3. zal wijden
  4. zullen wijden
  5. zullen wijden
  6. zullen wijden
o.v.t.t.
  1. zou wijden
  2. zou wijden
  3. zou wijden
  4. zouden wijden
  5. zouden wijden
  6. zouden wijden
diversen
  1. wijd!
  2. wijdt!
  3. gewijd
  4. wijdend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze