Overzicht
Nederlands Synoniemen:   Meer gegevens...
  1. gewoonte:


Nederlands

Uitgebreide synoniemen voor gewoonte in het Nederlands

gewoonte:

gewoonte [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord

  1. de gewoonte
    de gewoonte; de usance; het gebruik; de traditie
    • gewoonte [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • usance [de ~] zelfstandig naamwoord
    • gebruik [het ~] zelfstandig naamwoord
    • traditie [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
  2. de gewoonte
    – wat men gewoonlijk doet of moet 1
    het gebruik; de gewoonte
    – wat men gewoonlijk doet of moet 1
    • gebruik [het ~] zelfstandig naamwoord
      • ken je de gewoonten en gebruiken van dat land?1
    • gewoonte [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
      • wij hebben de gewoonte met Kerst een boom neer te zetten1
  3. de gewoonte
    – wat je gewend bent 1
    de gewoonte
    – wat je gewend bent 1
    • gewoonte [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
      • hij heeft de gewoonte 's morgens niet te eten1

Verwante woorden van "gewoonte":


Alternatieve synoniemen voor "gewoonte":


Verwante definities voor "gewoonte":

  1. wat men gewoonlijk doet of moet1
    • wij hebben de gewoonte met Kerst een boom neer te zetten1
  2. wat je gewend bent1
    • hij heeft de gewoonte 's morgens niet te eten1

Verwante synoniemen voor gewoonte