Overzicht
Nederlands Synoniemen:   Meer gegevens...
  1. haten:
  2. haat:


Nederlands

Uitgebreide synoniemen voor haten in het Nederlands

haten:

haten werkwoord (haat, haatte, haatten, gehaat)

  1. haten
    haten
    • haten werkwoord (haat, haatte, haatten, gehaat)

Conjugations for haten:

o.t.t.
  1. haat
  2. haat
  3. haat
  4. haten
  5. haten
  6. haten
o.v.t.
  1. haatte
  2. haatte
  3. haatte
  4. haatten
  5. haatten
  6. haatten
v.t.t.
  1. heb gehaat
  2. hebt gehaat
  3. heeft gehaat
  4. hebben gehaat
  5. hebben gehaat
  6. hebben gehaat
v.v.t.
  1. had gehaat
  2. had gehaat
  3. had gehaat
  4. hadden gehaat
  5. hadden gehaat
  6. hadden gehaat
o.t.t.t.
  1. zal haten
  2. zult haten
  3. zal haten
  4. zullen haten
  5. zullen haten
  6. zullen haten
o.v.t.t.
  1. zou haten
  2. zou haten
  3. zou haten
  4. zouden haten
  5. zouden haten
  6. zouden haten
en verder
  1. ben gehaat
  2. bent gehaat
  3. is gehaat
  4. zijn gehaat
  5. zijn gehaat
  6. zijn gehaat
diversen
  1. haat!
  2. haat!
  3. gehaat
  4. hatend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Verwante woorden van "haten":


haten vorm van haat:

haat [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de haat
    de afkeer; de haat
    • afkeer [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • haat [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

Verwante woorden van "haat":