Overzicht
Nederlands Synoniemen:   Meer gegevens...
  1. hebben:


Nederlands

Uitgebreide synoniemen voor hebben in het Nederlands

hebben:

hebben werkwoord (heb, hebt, heeft, had, hadden, gehad)

  1. hebben
    hebben; bezitten; beschikken over; in eigendom hebben
    • hebben werkwoord (heb, hebt, heeft, had, hadden, gehad)
    • bezitten werkwoord (bezit, bezat, bezaten, bezeten)
    • beschikken over werkwoord (beschik over, beschikt over, beschikte over, beschikten over, beschikt over)
    • in eigendom hebben werkwoord
  2. hebben
    – dat het van iemand is 1
    hebben; bezitten
    – dat het van iemand is 1
    • hebben werkwoord (heb, hebt, heeft, had, hadden, gehad)
      • wij hebben een rode auto1
    • bezitten werkwoord (bezit, bezat, bezaten, bezeten)
      • wij bezitten een groot huis1
  3. hebben
    – dragen 1
    hebben
    – dragen 1
    • hebben werkwoord (heb, hebt, heeft, had, hadden, gehad)
      • wat had zij aan? een groene jurk1
  4. hebben
    – erover praten 1
    hebben
    – erover praten 1
    • hebben werkwoord (heb, hebt, heeft, had, hadden, gehad)
      • wij moeten het over de vakantie hebben1
  5. hebben
    – hulpwerkwoord dat aangeeft dat het al gebeurd is 1
    hebben
    – hulpwerkwoord dat aangeeft dat het al gebeurd is 1
    • hebben werkwoord (heb, hebt, heeft, had, hadden, gehad)
      • ik heb gedroomd vannacht1

Conjugations for hebben:

o.t.t.
  1. heb
  2. hebt
  3. heeft
  4. hebben
  5. hebben
  6. hebben
o.v.t.
  1. had
  2. had
  3. had
  4. hadden
  5. hadden
  6. hadden
v.t.t.
  1. heb gehad
  2. hebt gehad
  3. heeft gehad
  4. hebben gehad
  5. hebben gehad
  6. hebben gehad
v.v.t.
  1. had gehad
  2. had gehad
  3. had gehad
  4. hadden gehad
  5. hadden gehad
  6. hadden gehad
o.t.t.t.
  1. zal hebben
  2. zult hebben
  3. zal hebben
  4. zullen hebben
  5. zullen hebben
  6. zullen hebben
o.v.t.t.
  1. zou hebben
  2. zou hebben
  3. zou hebben
  4. zouden hebben
  5. zouden hebben
  6. zouden hebben
diversen
  1. heb!
  2. gehad
  3. hebbend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Alternatieve synoniemen voor "hebben":


Antoniemen van "hebben":


Verwante definities voor "hebben":

  1. erover praten1
    • wij moeten het over de vakantie hebben1
  2. dat het van iemand is1
    • wij hebben een rode auto1
  3. dragen1
    • wat had zij aan? een groene jurk1
  4. hulpwerkwoord dat aangeeft dat het al gebeurd is1
    • ik heb gedroomd vannacht1

Verwante synoniemen voor hebben