Nederlands

Uitgebreide synoniemen voor hoofden in het Nederlands

hoofden:

hoofden [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.

  1. de hoofden
    de koppen; de hoofden
    • koppen [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.
    • hoofden [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.

Verwante woorden van "hoofden":


hoofd:

hoofd [het ~] zelfstandig naamwoord

  1. het hoofd
    het hoofd; de bol; hoofd van een mens
  2. het hoofd
    het hoofd; het hoofdeinde
    • hoofd [het ~] zelfstandig naamwoord
    • hoofdeinde [het ~] zelfstandig naamwoord
  3. het hoofd
    de titel; de aanhef; het hoofd
    • titel [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • aanhef [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • hoofd [het ~] zelfstandig naamwoord
  4. het hoofd
    de aanvoerder; de leider; het hoofd; de hoofdman
    • aanvoerder [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • leider [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • hoofd [het ~] zelfstandig naamwoord
    • hoofdman [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  5. het hoofd
    de schooldirecteur; het hoofd; de rector; het schoolhoofd; de hoofdonderwijzer
  6. het hoofd
    de baas; de chef; het hoofd; werkbaas; de voorman
    • baas [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • chef [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • hoofd [het ~] zelfstandig naamwoord
    • werkbaas [znw.] zelfstandig naamwoord
    • voorman [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  7. het hoofd
    de baas; de chef; het hoofd
    • baas [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • chef [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • hoofd [het ~] zelfstandig naamwoord
  8. het hoofd
    het opperhoofd; het stamhoofd; de hoofdleider; de hoofdman; het hoofd
  9. het hoofd
    – wie de leiding heeft 1
    het hoofd
    – wie de leiding heeft 1
    • hoofd [het ~] zelfstandig naamwoord
      • wie is het hoofd van de afdeling?1
  10. het hoofd
    – bovenste deel van het lichaam, met ogen, neus, mond, etc. 1
    het hoofd; de kop
    – bovenste deel van het lichaam, met ogen, neus, mond, etc. 1
    • hoofd [het ~] zelfstandig naamwoord
      • ik zag het hoofd van Jan boven het hek uit komen1
    • kop [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
      • die jongen heeft een leuke kop1

hoofd bijvoeglijk naamwoord

  1. hoofd
    voornaamste; hoofd

Verwante woorden van "hoofd":


Alternatieve synoniemen voor "hoofd":


Verwante definities voor "hoofd":

  1. wie de leiding heeft1
    • wie is het hoofd van de afdeling?1
  2. bovenste deel van het lichaam, met ogen, neus, mond, etc.1
    • ik zag het hoofd van Jan boven het hek uit komen1

Verwante synoniemen voor hoofden