Overzicht
Nederlands Synoniemen:   Meer gegevens...
  1. imiteren:


Nederlands

Uitgebreide synoniemen voor imiteren in het Nederlands

imiteren:

imiteren werkwoord (imiteer, imiteert, imiteerde, imiteerden, geïmiteerd)

  1. imiteren
    nadoen; nabootsen; navolgen; imiteren
    • nadoen werkwoord (doe na, doet na, deed na, deden na, nagedaan)
    • nabootsen werkwoord (boots na, bootst na, bootste na, bootsten na, nagebootst)
    • navolgen werkwoord (volg na, volgt na, volgde na, volgden na, nagevolgd)
    • imiteren werkwoord (imiteer, imiteert, imiteerde, imiteerden, geïmiteerd)

Conjugations for imiteren:

o.t.t.
  1. imiteer
  2. imiteert
  3. imiteert
  4. imiteren
  5. imiteren
  6. imiteren
o.v.t.
  1. imiteerde
  2. imiteerde
  3. imiteerde
  4. imiteerden
  5. imiteerden
  6. imiteerden
v.t.t.
  1. heb geïmiteerd
  2. hebt geïmiteerd
  3. heeft geïmiteerd
  4. hebben geïmiteerd
  5. hebben geïmiteerd
  6. hebben geïmiteerd
v.v.t.
  1. had geïmiteerd
  2. had geïmiteerd
  3. had geïmiteerd
  4. hadden geïmiteerd
  5. hadden geïmiteerd
  6. hadden geïmiteerd
o.t.t.t.
  1. zal imiteren
  2. zult imiteren
  3. zal imiteren
  4. zullen imiteren
  5. zullen imiteren
  6. zullen imiteren
o.v.t.t.
  1. zou imiteren
  2. zou imiteren
  3. zou imiteren
  4. zouden imiteren
  5. zouden imiteren
  6. zouden imiteren
en verder
  1. ben geïmiteerd
  2. bent geïmiteerd
  3. is geïmiteerd
  4. zijn geïmiteerd
  5. zijn geïmiteerd
  6. zijn geïmiteerd
diversen
  1. imiteer!
  2. imiteert!
  3. geïmiteerd
  4. imiterend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze