Overzicht
Nederlands Synoniemen:   Meer gegevens...
  1. karnen:
  2. karn:


Nederlands

Uitgebreide synoniemen voor karnen in het Nederlands

karnen:

karnen werkwoord (karn, karnt, karnde, karnden, gekarnd)

  1. karnen
    karnen
    • karnen werkwoord (karn, karnt, karnde, karnden, gekarnd)

Conjugations for karnen:

o.t.t.
  1. karn
  2. karnt
  3. karnt
  4. karnen
  5. karnen
  6. karnen
o.v.t.
  1. karnde
  2. karnde
  3. karnde
  4. karnden
  5. karnden
  6. karnden
v.t.t.
  1. heb gekarnd
  2. hebt gekarnd
  3. heeft gekarnd
  4. hebben gekarnd
  5. hebben gekarnd
  6. hebben gekarnd
v.v.t.
  1. had gekarnd
  2. had gekarnd
  3. had gekarnd
  4. hadden gekarnd
  5. hadden gekarnd
  6. hadden gekarnd
o.t.t.t.
  1. zal karnen
  2. zult karnen
  3. zal karnen
  4. zullen karnen
  5. zullen karnen
  6. zullen karnen
o.v.t.t.
  1. zou karnen
  2. zou karnen
  3. zou karnen
  4. zouden karnen
  5. zouden karnen
  6. zouden karnen
en verder
  1. is gekarnd
diversen
  1. karn!
  2. karnt!
  3. gekarnd
  4. karnend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Verwante woorden van "karnen":


karnen vorm van karn:

karn [de ~] zelfstandig naamwoord

  1. de karn
    het botervat; de karn
    • botervat [het ~] zelfstandig naamwoord
    • karn [de ~] zelfstandig naamwoord

Verwante woorden van "karn":