Overzicht
Nederlands Synoniemen:   Meer gegevens...
  1. keilen:
  2. keil:


Nederlands

Uitgebreide synoniemen voor keilen in het Nederlands

keilen:

keilen werkwoord (keil, keilt, keilde, keilden, gekeild)

  1. keilen
    keilen
    • keilen werkwoord (keil, keilt, keilde, keilden, gekeild)

Conjugations for keilen:

o.t.t.
  1. keil
  2. keilt
  3. keilt
  4. keilen
  5. keilen
  6. keilen
o.v.t.
  1. keilde
  2. keilde
  3. keilde
  4. keilden
  5. keilden
  6. keilden
v.t.t.
  1. heb gekeild
  2. hebt gekeild
  3. heeft gekeild
  4. hebben gekeild
  5. hebben gekeild
  6. hebben gekeild
v.v.t.
  1. had gekeild
  2. had gekeild
  3. had gekeild
  4. hadden gekeild
  5. hadden gekeild
  6. hadden gekeild
o.t.t.t.
  1. zal keilen
  2. zult keilen
  3. zal keilen
  4. zullen keilen
  5. zullen keilen
  6. zullen keilen
o.v.t.t.
  1. zou keilen
  2. zou keilen
  3. zou keilen
  4. zouden keilen
  5. zouden keilen
  6. zouden keilen
diversen
  1. keil!
  2. keilt!
  3. gekeild
  4. keilend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Verwante woorden van "keilen":


keilen vorm van keil:

keil [znw.] zelfstandig naamwoord

  1. keil
    de wig; keil; de keg
    • wig [de ~] zelfstandig naamwoord
    • keil [znw.] zelfstandig naamwoord
    • keg [de ~] zelfstandig naamwoord

Verwante woorden van "keil":