Nederlands

Uitgebreide synoniemen voor kelderen in het Nederlands

kelderen:

kelderen werkwoord (kelder, keldert, kelderde, kelderden, gekelderd)

  1. kelderen
    zakken; kelderen
    • zakken werkwoord (zak, zakt, zakte, zakten, gezakt)
    • kelderen werkwoord (kelder, keldert, kelderde, kelderden, gekelderd)
  2. kelderen
    kelderen; sterk in waarde dalen
  3. kelderen
    vallen; flikkeren; tuimelen; kiepen; kieperen; kelderen
    • vallen werkwoord (val, valt, viel, vielen, gevallen)
    • flikkeren werkwoord (flikker, flikkert, flikkerde, flikkerden, geflikkerd)
    • tuimelen werkwoord (tuimel, tuimelt, tuimelde, tuimelden, getuimeld)
    • kiepen werkwoord (kiep, kiept, kiepte, kiepten, gekiept)
    • kieperen werkwoord (kieper, kiepert, kieperde, kieperden, gekieperd)
    • kelderen werkwoord (kelder, keldert, kelderde, kelderden, gekelderd)

Conjugations for kelderen:

o.t.t.
  1. kelder
  2. keldert
  3. keldert
  4. kelderen
  5. kelderen
  6. kelderen
o.v.t.
  1. kelderde
  2. kelderde
  3. kelderde
  4. kelderden
  5. kelderden
  6. kelderden
v.t.t.
  1. ben gekelderd
  2. bent gekelderd
  3. is gekelderd
  4. zijn gekelderd
  5. zijn gekelderd
  6. zijn gekelderd
v.v.t.
  1. was gekelderd
  2. was gekelderd
  3. was gekelderd
  4. waren gekelderd
  5. waren gekelderd
  6. waren gekelderd
o.t.t.t.
  1. zal kelderen
  2. zult kelderen
  3. zal kelderen
  4. zullen kelderen
  5. zullen kelderen
  6. zullen kelderen
o.v.t.t.
  1. zou kelderen
  2. zou kelderen
  3. zou kelderen
  4. zouden kelderen
  5. zouden kelderen
  6. zouden kelderen
en verder
  1. heb gekelderd
  2. hebt gekelderd
  3. heeft gekelderd
  4. hebben gekelderd
  5. hebben gekelderd
  6. hebben gekelderd
diversen
  1. kelder!
  2. keldert!
  3. gekelderd
  4. kelderend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

kelderen [znw.] zelfstandig naamwoord

  1. kelderen
    inzakken; kelderen; terugvallen; sterk in waarde dalen

Verwante woorden van "kelderen":


kelder:

kelder [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de kelder
    de kelder; het gewelf
    • kelder [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • gewelf [het ~] zelfstandig naamwoord
  2. de kelder
    – donkere, koele ruimte onder een huis 1
    de kelder
    – donkere, koele ruimte onder een huis 1
    • kelder [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
      • de wijn bewaren we in de kelder1

Verwante woorden van "kelder":


Verwante definities voor "kelder":

  1. donkere, koele ruimte onder een huis1
    • de wijn bewaren we in de kelder1