Overzicht
Nederlands Synoniemen:   Meer gegevens...
  1. kiem:
  2. kiemen:


Nederlands

Uitgebreide synoniemen voor kiem in het Nederlands

kiem:

kiem [de ~] zelfstandig naamwoord

  1. de kiem
    het zaad; de kiem
    • zaad [het ~] zelfstandig naamwoord
    • kiem [de ~] zelfstandig naamwoord

Verwante woorden van "kiem":


kiemen:

kiemen werkwoord (kiem, kiemt, kiemde, kiemden, gekiemd)

  1. kiemen
    ontkiemen; uit de kiem te voorschijn komen; kiemen

Conjugations for kiemen:

o.t.t.
  1. kiem
  2. kiemt
  3. kiemt
  4. kiemen
  5. kiemen
  6. kiemen
o.v.t.
  1. kiemde
  2. kiemde
  3. kiemde
  4. kiemden
  5. kiemden
  6. kiemden
v.t.t.
  1. heb gekiemd
  2. hebt gekiemd
  3. heeft gekiemd
  4. hebben gekiemd
  5. hebben gekiemd
  6. hebben gekiemd
v.v.t.
  1. had gekiemd
  2. had gekiemd
  3. had gekiemd
  4. hadden gekiemd
  5. hadden gekiemd
  6. hadden gekiemd
o.t.t.t.
  1. zal kiemen
  2. zult kiemen
  3. zal kiemen
  4. zullen kiemen
  5. zullen kiemen
  6. zullen kiemen
o.v.t.t.
  1. zou kiemen
  2. zou kiemen
  3. zou kiemen
  4. zouden kiemen
  5. zouden kiemen
  6. zouden kiemen
en verder
  1. is gekiemd
diversen
  1. kiem!
  2. kiemt!
  3. gekiemd
  4. kiemend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Verwante woorden van "kiemen":


Verwante synoniemen voor kiem