Nederlands

Uitgebreide synoniemen voor knots in het Nederlands

knots:

knots bijvoeglijk naamwoord

  1. knots
    geschift; krankjorum; knettergek; kierewiet; knots; niet goed snik; hoorndol; getikt
  2. knots
    mesjogge; krankjorum; getikt; kierewiet; maf; geschift; knots; hoorndol; mal

knots [de ~] zelfstandig naamwoord

  1. de knots
    de ploertendoder; de knuppel; de knots

Verwante woorden van "knots":

  • knotsen, knotse, knot

knots vorm van knot:

knot [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de knot
    de knot; streng garen
    • knot [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • streng garen [znw.] zelfstandig naamwoord
  2. de knot
    de knot; knotje haar
    • knot [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • knotje haar [znw.] zelfstandig naamwoord
  3. de knot
    de knoedel; de vlecht; de kluwen; haarknot; het knoedeltje; de knot; het knotje; de knoet; de wrong
    • knoedel [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • vlecht [de ~] zelfstandig naamwoord
    • kluwen [de ~] zelfstandig naamwoord
    • haarknot [znw.] zelfstandig naamwoord
    • knoedeltje [het ~] zelfstandig naamwoord
    • knot [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • knotje [het ~] zelfstandig naamwoord
    • knoet [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • wrong [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

Verwante woorden van "knot":