Nederlands

Uitgebreide synoniemen voor kuis in het Nederlands

kuis:

kuis bijvoeglijk naamwoord

  1. kuis
    schoon; hygienisch; zuiver; rein; kuis
  2. kuis
    schoon; kuis; rein; net
    • schoon bijvoeglijk naamwoord
    • kuis bijvoeglijk naamwoord
    • rein bijvoeglijk naamwoord
    • net bijvoeglijk naamwoord
  3. kuis
    puur; zuiver; maagdelijk; onschuldig; onbevlekt; rein; kuis
  4. kuis
    kuis; eerbaar; zedig
    • kuis bijvoeglijk naamwoord
    • eerbaar bijvoeglijk naamwoord
    • zedig bijvoeglijk naamwoord
  5. kuis
    kuis; gekuist
    • kuis bijvoeglijk naamwoord
    • gekuist bijvoeglijk naamwoord

kuis [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de kuis
    de schoonmaak; de reiniging; reinigen; het schoonmaken; de zuivering; kuising; de kuis

Verwante woorden van "kuis":


kuisen:

kuisen werkwoord (kuis, kuist, kuiste, kuisten, gekuist)

  1. kuisen
    reinigen; kuisen; klaren; in zedelijk opzicht zuiveren; louteren
    • reinigen werkwoord (reinig, reinigt, reinigde, reinigden, gereinigd)
    • kuisen werkwoord (kuis, kuist, kuiste, kuisten, gekuist)
    • klaren werkwoord (klaar, klaart, klaarde, klaarden, geklaard)
    • louteren werkwoord (louter, loutert, louterde, louterden, gelouterd)

Conjugations for kuisen:

o.t.t.
  1. kuis
  2. kuist
  3. kuist
  4. kuisen
  5. kuisen
  6. kuisen
o.v.t.
  1. kuiste
  2. kuiste
  3. kuiste
  4. kuisten
  5. kuisten
  6. kuisten
v.t.t.
  1. heb gekuist
  2. hebt gekuist
  3. heeft gekuist
  4. hebben gekuist
  5. hebben gekuist
  6. hebben gekuist
v.v.t.
  1. had gekuist
  2. had gekuist
  3. had gekuist
  4. hadden gekuist
  5. hadden gekuist
  6. hadden gekuist
o.t.t.t.
  1. zal kuisen
  2. zult kuisen
  3. zal kuisen
  4. zullen kuisen
  5. zullen kuisen
  6. zullen kuisen
o.v.t.t.
  1. zou kuisen
  2. zou kuisen
  3. zou kuisen
  4. zouden kuisen
  5. zouden kuisen
  6. zouden kuisen
en verder
  1. ben gekuist
  2. bent gekuist
  3. is gekuist
  4. zijn gekuist
  5. zijn gekuist
  6. zijn gekuist
diversen
  1. kuis!
  2. kuist!
  3. gekuist
  4. kuisend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Verwante woorden van "kuisen":