Nederlands

Uitgebreide synoniemen voor lamlendigheid in het Nederlands

lamlendigheid:

lamlendigheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord

  1. de lamlendigheid
    de inertie; de traagheid; de indolentie; de sloomheid; de logheid; de luiheid; langzaamheid; de lamlendigheid; de slapte

Verwante woorden van "lamlendigheid":


lamlendigheid vorm van lamlendig:

lamlendig bijvoeglijk naamwoord

  1. lamlendig
    lamlendig; lamzalig
  2. lamlendig
    slap; lusteloos; futloos; lamlendig; mat
  3. lamlendig
    slap; lusteloos; energieloos; futloos; lamlendig; landerig
  4. lamlendig
    ellendig; beroerd; lamlendig
  5. lamlendig
    futloos; lamlendig
  6. lamlendig
    vervelend; landerig; futloos; lamlendig
  7. lamlendig
    – lusteloos en futloos 1
    lamlendig
    – lusteloos en futloos 1
    • lamlendig bijvoeglijk naamwoord
      • je wordt van die warmte erg lamlendig1

Verwante woorden van "lamlendig":


Antoniemen van "lamlendig":


Verwante definities voor "lamlendig":

  1. lusteloos en futloos1
    • je wordt van die warmte erg lamlendig1