Nederlands

Uitgebreide synoniemen voor legers in het Nederlands

legers:

legers [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.

  1. de legers
    de legers; de manschappen
    • legers [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.
    • manschappen [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.

Verwante woorden van "legers":


leger:

leger [het ~] zelfstandig naamwoord

  1. het leger
    het leger; de krijgsmacht; de legermacht; de strijdmacht; de troepenmacht
  2. het leger
    het leger; heir; de legermacht; de strijdmacht; de krijgsmacht
  3. het leger
    hol van een dier; de hol; het leger; de schuilplaats
  4. het leger
    het lager; het hazenleger; het leger
    • lager [het ~] zelfstandig naamwoord
    • hazenleger [het ~] zelfstandig naamwoord
    • leger [het ~] zelfstandig naamwoord
  5. het leger
    – groep militairen die vecht voor een land 1
    het leger
    – groep militairen die vecht voor een land 1
    • leger [het ~] zelfstandig naamwoord
      • het Duitse leger viel Nederland binnen1
  6. het leger
    – grote groep 1
    het leger
    – grote groep 1
    • leger [het ~] zelfstandig naamwoord
      • er was een leger mensen op de been1

leger bijvoeglijk naamwoord

  1. leger
    militair; leger

Verwante woorden van "leger":


Alternatieve synoniemen voor "leger":


Verwante definities voor "leger":

  1. groep militairen die vecht voor een land1
    • het Duitse leger viel Nederland binnen1
  2. grote groep1
    • er was een leger mensen op de been1