Nederlands

Uitgebreide synoniemen voor leiders in het Nederlands

leiders:

leiders [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.

  1. de leiders
    de leiders; de voormannen; de aanvoerders; de hoofdmannen; de kopmannen
  2. de leiders
    de leiders; de hoofdmannen; de opperhoofden

Verwante woorden van "leiders":


leider:

leider [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de leider
    de aanvoerder; de leider; het hoofd; de hoofdman
    • aanvoerder [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • leider [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • hoofd [het ~] zelfstandig naamwoord
    • hoofdman [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  2. de leider
    de leidsman; de leider; de voorman
    • leidsman [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • leider [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • voorman [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  3. de leider
    de leider
    • leider [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  4. de leider
    – wie voorop staat 1
    de leider
    – wie voorop staat 1
    • leider [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
      • de leider van het klassement1
  5. de leider
    – wie zegt wat er moet gebeuren 1
    de leider
    – wie zegt wat er moet gebeuren 1
    • leider [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
      • in deze groep is Jan de grote leider1

Verwante woorden van "leider":


Verwante definities voor "leider":

  1. wie zegt wat er moet gebeuren1
    • in deze groep is Jan de grote leider1
  2. wie voorop staat1
    • de leider van het klassement1