Nederlands

Uitgebreide synoniemen voor lik in het Nederlands

lik:

lik [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de lik
    de gevangenis; de doos; de petoet; de lik; de strafgevangenis; strafplaats; de bak; de strafinrichting; het spinhuis; de nor; de bajes
    • gevangenis [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • doos [de ~] zelfstandig naamwoord
    • petoet [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • lik [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • strafgevangenis [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • strafplaats [znw.] zelfstandig naamwoord
    • bak [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • strafinrichting [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • spinhuis [het ~] zelfstandig naamwoord
    • nor [de ~] zelfstandig naamwoord
    • bajes [de ~] zelfstandig naamwoord
  2. de lik
    de klodder; de kwak; de kledder; de lik
    • klodder [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • kwak [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • kledder [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • lik [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

Verwante woorden van "lik":


likken:

likken werkwoord (lik, likt, likte, likten, gelikt)

  1. likken
    aflikken; likken
    • aflikken werkwoord (lik af, likt af, likte af, likten af, afgelikt)
    • likken werkwoord (lik, likt, likte, likten, gelikt)

Conjugations for likken:

o.t.t.
  1. lik
  2. likt
  3. likt
  4. likken
  5. likken
  6. likken
o.v.t.
  1. likte
  2. likte
  3. likte
  4. likten
  5. likten
  6. likten
v.t.t.
  1. heb gelikt
  2. hebt gelikt
  3. heeft gelikt
  4. hebben gelikt
  5. hebben gelikt
  6. hebben gelikt
v.v.t.
  1. had gelikt
  2. had gelikt
  3. had gelikt
  4. hadden gelikt
  5. hadden gelikt
  6. hadden gelikt
o.t.t.t.
  1. zal likken
  2. zult likken
  3. zal likken
  4. zullen likken
  5. zullen likken
  6. zullen likken
o.v.t.t.
  1. zou likken
  2. zou likken
  3. zou likken
  4. zouden likken
  5. zouden likken
  6. zouden likken
en verder
  1. ben gelikt
  2. bent gelikt
  3. is gelikt
  4. zijn gelikt
  5. zijn gelikt
  6. zijn gelikt
diversen
  1. lik!
  2. likt!
  3. gelikt
  4. likkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

likken [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.

  1. de likken
    de bakken; de gevangenissen; de likken; de norren
    • bakken [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.
    • gevangenissen [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.
    • likken [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.
    • norren [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.

Verwante woorden van "likken":