Overzicht
Nederlands Synoniemen:   Meer gegevens...
  1. loeren:
  2. loer:


Nederlands

Uitgebreide synoniemen voor loeren in het Nederlands

loeren:

loeren [het ~] zelfstandig naamwoord

  1. het loeren
    het loeren
    • loeren [het ~] zelfstandig naamwoord

loeren werkwoord (loer, loert, loerde, loerden, geloerd)

  1. loeren
    loeren; scherp kijken
  2. loeren
    gluren; loeren
    • gluren werkwoord (gluur, gluurt, gluurde, gluurden, gegluurd)
    • loeren werkwoord (loer, loert, loerde, loerden, geloerd)

Conjugations for loeren:

o.t.t.
  1. loer
  2. loert
  3. loert
  4. loeren
  5. loeren
  6. loeren
o.v.t.
  1. loerde
  2. loerde
  3. loerde
  4. loerden
  5. loerden
  6. loerden
v.t.t.
  1. heb geloerd
  2. hebt geloerd
  3. heeft geloerd
  4. hebben geloerd
  5. hebben geloerd
  6. hebben geloerd
v.v.t.
  1. had geloerd
  2. had geloerd
  3. had geloerd
  4. hadden geloerd
  5. hadden geloerd
  6. hadden geloerd
o.t.t.t.
  1. zal loeren
  2. zult loeren
  3. zal loeren
  4. zullen loeren
  5. zullen loeren
  6. zullen loeren
o.v.t.t.
  1. zou loeren
  2. zou loeren
  3. zou loeren
  4. zouden loeren
  5. zouden loeren
  6. zouden loeren
diversen
  1. loer!
  2. loert!
  3. geloerd
  4. loerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Verwante woorden van "loeren":


loeren vorm van loer:

loer [de ~] zelfstandig naamwoord

  1. de loer
    de streek; de loer
    • streek [de ~] zelfstandig naamwoord
    • loer [de ~] zelfstandig naamwoord

Verwante woorden van "loer":