Overzicht
Nederlands Synoniemen:   Meer gegevens...
  1. maffen:


Nederlands

Uitgebreide synoniemen voor maffen in het Nederlands

maffen:

maffen werkwoord (maf, maft, mafte, maften, gemaft)

  1. maffen
    slapen; meuren; pitten; maffen
    • slapen werkwoord (slaap, slaapt, sliep, sliepen, geslapen)
    • meuren werkwoord (meur, meurt, meurde, meurden, gemeurd)
    • pitten werkwoord (pit, pitte, pitten, gepit)
    • maffen werkwoord (maf, maft, mafte, maften, gemaft)

Conjugations for maffen:

o.t.t.
  1. maf
  2. maft
  3. maft
  4. maffen
  5. maffen
  6. maffen
o.v.t.
  1. mafte
  2. mafte
  3. mafte
  4. maften
  5. maften
  6. maften
v.t.t.
  1. heb gemaft
  2. hebt gemaft
  3. heeft gemaft
  4. hebben gemaft
  5. hebben gemaft
  6. hebben gemaft
v.v.t.
  1. had gemaft
  2. had gemaft
  3. had gemaft
  4. hadden gemaft
  5. hadden gemaft
  6. hadden gemaft
o.t.t.t.
  1. zal maffen
  2. zult maffen
  3. zal maffen
  4. zullen maffen
  5. zullen maffen
  6. zullen maffen
o.v.t.t.
  1. zou maffen
  2. zou maffen
  3. zou maffen
  4. zouden maffen
  5. zouden maffen
  6. zouden maffen
diversen
  1. maf!
  2. maft!
  3. gemaft
  4. maffend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze