Overzicht
Nederlands Synoniemen: Meer gegevens...
- manen:
-
man:
- knakker; man; knul; vent; gozer; kerel; gast; manspersoon; echtgenoot; gade; eega; partner; levensgezel; levenspartner; meneer; heer; mijnheer
Nederlands
Uitgebreide synoniemen voor manen in het Nederlands
manen:
-
manen
-
manen
-
manen
-
manen
Conjugations for manen:
o.t.t.
- maan
- maant
- maant
- manen
- manen
- manen
o.v.t.
- maande
- maande
- maande
- maanden
- maanden
- maanden
v.t.t.
- heb gemaand
- hebt gemaand
- heeft gemaand
- hebben gemaand
- hebben gemaand
- hebben gemaand
v.v.t.
- had gemaand
- had gemaand
- had gemaand
- hadden gemaand
- hadden gemaand
- hadden gemaand
o.t.t.t.
- zal manen
- zult manen
- zal manen
- zullen manen
- zullen manen
- zullen manen
o.v.t.t.
- zou manen
- zou manen
- zou manen
- zouden manen
- zouden manen
- zouden manen
en verder
- ben gemaand
- bent gemaand
- is gemaand
- zijn gemaand
- zijn gemaand
- zijn gemaand
diversen
- maan!
- maant!
- gemaand
- manend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Verwante woorden van "manen":
manen vorm van man:
-
de man
-
de man
-
de man
-
de man
-
de man
-
de man
– persoon met wie een vrouw getrouwd is 1 -
de man
– mannelijke volwassen persoon 1 -
de man
– mens of persoon 1