Synoniemen voor "narren" in het Nederlands
Nederlands
Uitgebreide synoniemen voor narren in het Nederlands
narren:
-
narren
pesten;
plagen;
koeioneren;
kwellen;
treiteren;
tergen;
narren;
tarten;
sarren
-
pesten
werkwoord
(pest, pestte, pestten, gepest)
-
plagen
werkwoord
(plaag, plaagt, plaagde, plaagden, geplaagd)
-
koeioneren
werkwoord
(koeioneer, koeioneert, koeioneerde, koeioneerden, gekoeioneerd)
-
kwellen
werkwoord
(kwel, kwelt, kwelde, kwelden, gekweld)
-
treiteren
werkwoord
(treiter, treitert, treiterde, treiterden, getreiterd)
-
tergen
werkwoord
(terg, tergt, tergde, tergden, getergd)
-
-
tarten
werkwoord
(tart, tartte, tartten, getart)
-
sarren
werkwoord
(sar, sart, sarde, sarden, sarde)
Verwante woorden van "narren":
nar:
-
de nar
de hansworst;
de gek;
de kwast;
de kwibus;
de nar;
de zot
-
-
gek
[
de ~ (m)]
zelfstandig naamwoord
-
kwast
[
de ~ (m)]
zelfstandig naamwoord
-
kwibus
[
de ~ (m)]
zelfstandig naamwoord
-
nar
[
de ~ (m)]
zelfstandig naamwoord
-
zot
[
de ~ (m)]
zelfstandig naamwoord
-
de nar
de nar;
de hofnar
-
nar
[
de ~ (m)]
zelfstandig naamwoord
-
hofnar
[
de ~ (m)]
zelfstandig naamwoord
Verwante woorden van "nar":