Overzicht


Nederlands

Uitgebreide synoniemen voor natheid in het Nederlands

natheid:

natheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord

  1. de natheid
    de vochtigheid; de natheid; de nattigheid

Verwante woorden van "natheid":


nat:

nat bijvoeglijk naamwoord

  1. nat
    nat; regenachtig; met neerslag
  2. nat
    vochtig; humide; nat
    • vochtig bijvoeglijk naamwoord
    • humide bijvoeglijk naamwoord
    • nat bijvoeglijk naamwoord
  3. nat
    – vocht of vloeistof 1
    nat
    – vocht of vloeistof 1
    • nat bijvoeglijk naamwoord
      • met het nat van de groente maak je een saus1

nat [het ~] zelfstandig naamwoord

  1. het nat
    de vloeistof; het nat; de vocht
    • vloeistof [de ~] zelfstandig naamwoord
    • nat [het ~] zelfstandig naamwoord
    • vocht [de ~] zelfstandig naamwoord
  2. het nat
    – waar vloeistof op of doorheen zit 1
    het nat
    – waar vloeistof op of doorheen zit 1
    • nat [het ~] zelfstandig naamwoord
      • denk erom, de verf is nog nat1

Verwante woorden van "nat":

  • natheid, natten, nats, natst, natste, natje

Antoniemen van "nat":


Verwante definities voor "nat":

  1. vocht of vloeistof1
    • met het nat van de groente maak je een saus1
  2. waar vloeistof op of doorheen zit1
    • denk erom, de verf is nog nat1