Overzicht


Nederlands

Uitgebreide synoniemen voor natuur in het Nederlands

natuur:

natuur [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord

  1. de natuur
    de natuur; de geaardheid
    • natuur [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • geaardheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
  2. de natuur
    het karakter; de mentaliteit; het gemoed; de natuur; de geaardheid; de aard; de inborst; de inslag
    • karakter [het ~] zelfstandig naamwoord
    • mentaliteit [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • gemoed [het ~] zelfstandig naamwoord
    • natuur [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • geaardheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • aard [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • inborst [de ~] zelfstandig naamwoord
    • inslag [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  3. de natuur
    – manier waarop iets of iemand in elkaar zit 1
    de natuur; het karakter; de aard; de persoonlijkheid
    – manier waarop iets of iemand in elkaar zit 1
    • natuur [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
      • van nature is hij heel vrolijk1
    • karakter [het ~] zelfstandig naamwoord
      • hij heeft een vriendelijk karakter1
    • aard [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
      • Tina is opvliegend van aard1
    • persoonlijkheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
      • dat gedrag past niet bij zijn persoonlijkheid1
  4. de natuur
    – alle dingen om je heen die niet door mensen gemaakt zijn 1
    de natuur
    – alle dingen om je heen die niet door mensen gemaakt zijn 1
    • natuur [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
      • op zondag wandelen we in de vrije natuur1

Alternatieve synoniemen voor "natuur":


Verwante definities voor "natuur":

  1. manier waarop iets of iemand in elkaar zit1
    • van nature is hij heel vrolijk1
  2. alle dingen om je heen die niet door mensen gemaakt zijn1
    • op zondag wandelen we in de vrije natuur1

Verwante synoniemen voor natuur