Overzicht
Nederlands Synoniemen:   Meer gegevens...
  1. navigeren:


Nederlands

Uitgebreide synoniemen voor navigeren in het Nederlands

navigeren:

navigeren [znw.] zelfstandig naamwoord

  1. navigeren
    navigeren

navigeren werkwoord (navigeer, navigeert, navigeerde, navigeerden, genavigeerd)

  1. navigeren
    varen; navigeren; bevaren
    • varen werkwoord (vaar, vaart, voer, voeren, gevaren)
    • navigeren werkwoord (navigeer, navigeert, navigeerde, navigeerden, genavigeerd)
    • bevaren werkwoord (bevaar, bevaart, bevoer, bevoeren, bevaren)
  2. navigeren
    navigeren; vliegtuig besturen

Conjugations for navigeren:

o.t.t.
  1. navigeer
  2. navigeert
  3. navigeert
  4. navigeren
  5. navigeren
  6. navigeren
o.v.t.
  1. navigeerde
  2. navigeerde
  3. navigeerde
  4. navigeerden
  5. navigeerden
  6. navigeerden
v.t.t.
  1. heb genavigeerd
  2. hebt genavigeerd
  3. heeft genavigeerd
  4. hebben genavigeerd
  5. hebben genavigeerd
  6. hebben genavigeerd
v.v.t.
  1. had genavigeerd
  2. had genavigeerd
  3. had genavigeerd
  4. hadden genavigeerd
  5. hadden genavigeerd
  6. hadden genavigeerd
o.t.t.t.
  1. zal navigeren
  2. zult navigeren
  3. zal navigeren
  4. zullen navigeren
  5. zullen navigeren
  6. zullen navigeren
o.v.t.t.
  1. zou navigeren
  2. zou navigeren
  3. zou navigeren
  4. zouden navigeren
  5. zouden navigeren
  6. zouden navigeren
en verder
  1. ben genavigeerd
  2. bent genavigeerd
  3. is genavigeerd
  4. zijn genavigeerd
  5. zijn genavigeerd
  6. zijn genavigeerd
diversen
  1. navigeer!
  2. navigeert!
  3. genavigeerd
  4. navigerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze