Nederlandse synoniemen van nijdig, ander woord voor nijdig

Remove Ads

Overzicht

Nederlands Synoniemen: Meer gegevens...

nijdig:
- jaloers; afgunstig; nijdig; kwaad; boos; razend; furieus; woest; vertoornd; spinnijdig; ziedend; toornig; gebelgd; giftig; verbolgen; woedend; hels; dol; laaiend; tierend; zeer boos; bitter

Nederlands

Uitgebreide synoniemen voor nijdig in het Nederlands

nijdig:

nijdig bijvoeglijk naamwoord

nijdig
jaloers; afgunstig; nijdig
- jaloers bijvoeglijk naamwoord
- afgunstig bijvoeglijk naamwoord
- nijdig bijvoeglijk naamwoord
nijdig
kwaad; boos; razend; furieus; nijdig; woest; vertoornd; spinnijdig; ziedend; toornig
- kwaad bijvoeglijk naamwoord
- boos bijvoeglijk naamwoord
- razend bijvoeglijk naamwoord
- furieus bijvoeglijk naamwoord
- nijdig bijvoeglijk naamwoord
- woest bijvoeglijk naamwoord
- vertoornd bijvoeglijk naamwoord
- spinnijdig bijvoeglijk naamwoord
- ziedend bijvoeglijk naamwoord
- toornig bijvoeglijk naamwoord
nijdig
kwaad; boos; gebelgd; giftig; verbolgen; nijdig; vertoornd
- kwaad bijvoeglijk naamwoord
- boos bijvoeglijk naamwoord
- gebelgd bijvoeglijk naamwoord
- giftig bijvoeglijk naamwoord
- verbolgen bijvoeglijk naamwoord
- nijdig bijvoeglijk naamwoord
- vertoornd bijvoeglijk naamwoord
nijdig
kwaad; boos; furieus; woedend; hels; razend; nijdig; woest; dol; laaiend; tierend
- kwaad bijvoeglijk naamwoord
- boos bijvoeglijk naamwoord
- furieus bijvoeglijk naamwoord
- woedend bijvoeglijk naamwoord
- hels bijvoeglijk naamwoord
- razend bijvoeglijk naamwoord
- nijdig bijvoeglijk naamwoord
- woest bijvoeglijk naamwoord
- dol bijvoeglijk naamwoord
- laaiend bijvoeglijk naamwoord
- tierend bijvoeglijk naamwoord
nijdig
kwaad; woedend; zeer boos; giftig; bitter; nijdig
- kwaad bijvoeglijk naamwoord
- woedend bijvoeglijk naamwoord
- zeer boos bijvoeglijk naamwoord
- giftig bijvoeglijk naamwoord
- bitter bijvoeglijk naamwoord
- nijdig bijvoeglijk naamwoord
nijdig

– als je je opwindt omdat je hem ergens de schuld van geeft ¹
boos; kwaad; nijdig
– als je je opwindt omdat je hem ergens de schuld van geeft ¹
- boos bijvoeglijk naamwoord
  - ik ben boos op Gerard¹
- kwaad bijvoeglijk naamwoord
  - hij was erg kwaad op de man die hem aanreed¹
- nijdig bijvoeglijk naamwoord
  - nijdig gooide hij het boek op de grond¹