Overzicht
Nederlands Synoniemen:   Meer gegevens...
  1. omdraaien:


Nederlands

Uitgebreide synoniemen voor omdraaien in het Nederlands

omdraaien:

omdraaien werkwoord (draai om, draait om, draaide om, draaiden om, omgedraaid)

  1. omdraaien
    keren; draaien; omdraaien; wenden
    • keren werkwoord (keer, keert, keerde, keerden, gekeerd)
    • draaien werkwoord (draai, draait, draaide, draaiden, gedraaid)
    • omdraaien werkwoord (draai om, draait om, draaide om, draaiden om, omgedraaid)
    • wenden werkwoord (wend, wendt, wendde, wendden, gewend)
  2. omdraaien
    – het in tegenovergestelde richting brengen 1
    keren; omdraaien; omkeren
    – het in tegenovergestelde richting brengen 1
    • keren werkwoord (keer, keert, keerde, keerden, gekeerd)
      • ik heb de auto gekeerd1
    • omdraaien werkwoord (draai om, draait om, draaide om, draaiden om, omgedraaid)
      • hij draait zijn hoofd om1
    • omkeren werkwoord (keer om, keert om, keerde om, keerden om, omgekeerd)
      • zij heeft de pan met aardappels omgekeerd1
  3. omdraaien
    – in tegengestelde richting gaan 1
    keren; omdraaien; omkeren
    – in tegengestelde richting gaan 1
    • keren werkwoord (keer, keert, keerde, keerden, gekeerd)
      • ik ben gekeerd en teruggereden1
    • omdraaien werkwoord (draai om, draait om, draaide om, draaiden om, omgedraaid)
      • halverwege zijn we omgedraaid1
    • omkeren werkwoord (keer om, keert om, keerde om, keerden om, omgekeerd)
      • op weg naar zijn werk is hij omgekeerd1
  4. omdraaien
    – je lichaam op een andere kant leggen 1
    omdraaien; omkeren
    – je lichaam op een andere kant leggen 1
    • omdraaien werkwoord (draai om, draait om, draaide om, draaiden om, omgedraaid)
      • hij draait zich steeds om in bed1
    • omkeren werkwoord (keer om, keert om, keerde om, keerden om, omgekeerd)
      • zij heeft zich in bed omgekeerd1

Conjugations for omdraaien:

o.t.t.
  1. draai om
  2. draait om
  3. draait om
  4. draaien om
  5. draaien om
  6. draaien om
o.v.t.
  1. draaide om
  2. draaide om
  3. draaide om
  4. draaiden om
  5. draaiden om
  6. draaiden om
v.t.t.
  1. ben omgedraaid
  2. bent omgedraaid
  3. is omgedraaid
  4. zijn omgedraaid
  5. zijn omgedraaid
  6. zijn omgedraaid
v.v.t.
  1. was omgedraaid
  2. was omgedraaid
  3. was omgedraaid
  4. waren omgedraaid
  5. waren omgedraaid
  6. waren omgedraaid
o.t.t.t.
  1. zal omdraaien
  2. zult omdraaien
  3. zal omdraaien
  4. zullen omdraaien
  5. zullen omdraaien
  6. zullen omdraaien
o.v.t.t.
  1. zou omdraaien
  2. zou omdraaien
  3. zou omdraaien
  4. zouden omdraaien
  5. zouden omdraaien
  6. zouden omdraaien
en verder
  1. heb omgedraaid
  2. hebt omgedraaid
  3. heeft omgedraaid
  4. hebben omgedraaid
  5. hebben omgedraaid
  6. hebben omgedraaid
diversen
  1. draai om!
  2. draait om!
  3. omgedraaid
  4. omdraaiend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Verwante woorden van "omdraaien":

  • omdraai

Alternatieve synoniemen voor "omdraaien":


Verwante definities voor "omdraaien":

  1. het in tegenovergestelde richting brengen1
    • hij draait zijn hoofd om1
  2. in tegengestelde richting gaan1
    • halverwege zijn we omgedraaid1
  3. je lichaam op een andere kant leggen1
    • hij draait zich steeds om in bed1

omdraai:


Verwante woorden van "omdraai":


Verwante synoniemen voor omdraaien