Overzicht
Nederlands Synoniemen:   Meer gegevens...
  1. omgaan:


Nederlands

Uitgebreide synoniemen voor omgaan in het Nederlands

omgaan:

omgaan werkwoord (ga om, gaat om, ging om, gingen om, omgegaan)

  1. omgaan
    omgaan; optrekken
    • omgaan werkwoord (ga om, gaat om, ging om, gingen om, omgegaan)
    • optrekken werkwoord (trek op, trekt op, trok op, trokken op, opgetrokken)
  2. omgaan
    – met iemand samenwerken, met hem praten 1
    omgaan
    – met iemand samenwerken, met hem praten 1
    • omgaan werkwoord (ga om, gaat om, ging om, gingen om, omgegaan)
      • zij kan goed met kinderen omgaan1
  3. omgaan
    – voorbijgaan 1
    omgaan
    – voorbijgaan 1
    • omgaan werkwoord (ga om, gaat om, ging om, gingen om, omgegaan)
      • het uur ging heel langzaam om1

Conjugations for omgaan:

o.t.t.
  1. ga om
  2. gaat om
  3. gaat om
  4. gaan om
  5. gaan om
  6. gaan om
o.v.t.
  1. ging om
  2. ging om
  3. ging om
  4. gingen om
  5. gingen om
  6. gingen om
v.t.t.
  1. ben omgegaan
  2. bent omgegaan
  3. is omgegaan
  4. zijn omgegaan
  5. zijn omgegaan
  6. zijn omgegaan
v.v.t.
  1. was omgegaan
  2. was omgegaan
  3. was omgegaan
  4. waren omgegaan
  5. waren omgegaan
  6. waren omgegaan
o.t.t.t.
  1. zal omgaan
  2. zult omgaan
  3. zal omgaan
  4. zullen omgaan
  5. zullen omgaan
  6. zullen omgaan
o.v.t.t.
  1. zou omgaan
  2. zou omgaan
  3. zou omgaan
  4. zouden omgaan
  5. zouden omgaan
  6. zouden omgaan
diversen
  1. ga om!
  2. gaat om!
  3. omgegaan
  4. omgaand
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Alternatieve synoniemen voor "omgaan":


Verwante definities voor "omgaan":

  1. met iemand samenwerken, met hem praten1
    • zij kan goed met kinderen omgaan1
  2. voorbijgaan1
    • het uur ging heel langzaam om1

Verwante synoniemen voor omgaan