Nederlands

Uitgebreide synoniemen voor onderwerpen in het Nederlands

onderwerpen:

onderwerpen werkwoord (onderwerp, onderwerpt, onderwierp, onderwierpen, onderworpen)

  1. onderwerpen
    onderwerpen; onder gezag brengen
  2. onderwerpen
    overheersen; beheersen; machtiger zijn; onderwerpen; heersen over
    • overheersen werkwoord (overheers, overheerst, overheerste, overheersten, overheerst)
    • beheersen werkwoord (beheers, beheerst, beheersde, beheersden, beheerst)
    • machtiger zijn werkwoord
    • onderwerpen werkwoord (onderwerp, onderwerpt, onderwierp, onderwierpen, onderworpen)
    • heersen over werkwoord
  3. onderwerpen
    – laten doen wat jij wil 1
    onderwerpen
    – laten doen wat jij wil 1
    • onderwerpen werkwoord (onderwerp, onderwerpt, onderwierp, onderwierpen, onderworpen)
      • de Duitsers onderwierpen de Poolse bevolking1
  4. onderwerpen
    – laten meemaken 1
    onderwerpen
    – laten meemaken 1
    • onderwerpen werkwoord (onderwerp, onderwerpt, onderwierp, onderwierpen, onderworpen)
      • ik onderwerp hem aan een test1

Conjugations for onderwerpen:

o.t.t.
  1. onderwerp
  2. onderwerpt
  3. onderwerpt
  4. onderwerpen
  5. onderwerpen
  6. onderwerpen
o.v.t.
  1. onderwierp
  2. onderwierp
  3. onderwierp
  4. onderwierpen
  5. onderwierpen
  6. onderwierpen
v.t.t.
  1. ben onderworpen
  2. bent onderworpen
  3. is onderworpen
  4. zijn onderworpen
  5. zijn onderworpen
  6. zijn onderworpen
v.v.t.
  1. was onderworpen
  2. was onderworpen
  3. was onderworpen
  4. waren onderworpen
  5. waren onderworpen
  6. waren onderworpen
o.t.t.t.
  1. zal onderwerpen
  2. zult onderwerpen
  3. zal onderwerpen
  4. zullen onderwerpen
  5. zullen onderwerpen
  6. zullen onderwerpen
o.v.t.t.
  1. zou onderwerpen
  2. zou onderwerpen
  3. zou onderwerpen
  4. zouden onderwerpen
  5. zouden onderwerpen
  6. zouden onderwerpen
en verder
  1. heb onderworpen
  2. hebt onderworpen
  3. heeft onderworpen
  4. hebben onderworpen
  5. hebben onderworpen
  6. hebben onderworpen
diversen
  1. onderwerp!
  2. onderwerpt!
  3. onderworpen
  4. onderwerpend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

onderwerpen [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.

  1. de onderwerpen
    de onderwerpen; de thema's

Verwante woorden van "onderwerpen":


Verwante definities voor "onderwerpen":

  1. laten doen wat jij wil1
    • de Duitsers onderwierpen de Poolse bevolking1
  2. laten meemaken1
    • ik onderwerp hem aan een test1

onderwerp:

onderwerp [het ~] zelfstandig naamwoord

  1. het onderwerp
    het onderwerp; het thema
    • onderwerp [het ~] zelfstandig naamwoord
    • thema [het ~] zelfstandig naamwoord
  2. het onderwerp
    het subject; het thema; thema van een boek; het onderwerp
  3. het onderwerp
    het onderwerp; onderwerp van een zin
  4. het onderwerp
    het onderwerp
  5. het onderwerp
    – deel van de zin dat aangeeft wie de handeling uitvoert 1
    het onderwerp
    – deel van de zin dat aangeeft wie de handeling uitvoert 1
    • onderwerp [het ~] zelfstandig naamwoord
      • in de zin 'Jan slaat de hond' is 'Jan' het onderwerp1
  6. het onderwerp
    – waar het over gaat 1
    het onderwerp
    – waar het over gaat 1
    • onderwerp [het ~] zelfstandig naamwoord
      • het onderwerp van de film was discriminatie1

Verwante woorden van "onderwerp":


Verwante definities voor "onderwerp":

  1. waar het over gaat1
    • het onderwerp van de film was discriminatie1
  2. deel van de zin dat aangeeft wie de handeling uitvoert1
    • in de zin 'Jan slaat de hond' is 'Jan' het onderwerp1