Overzicht
Nederlands Synoniemen:   Meer gegevens...
  1. onmiddellijk:


Nederlands

Uitgebreide synoniemen voor onmiddellijk in het Nederlands

onmiddellijk:

onmiddellijk bijvoeglijk naamwoord

  1. onmiddellijk
    onmiddellijk; meteen; direct; gelijk; terstond; dadelijk
  2. onmiddellijk
    – zonder te wachten 1
    gelijk; meteen; onmiddellijk; direct; dadelijk
    – zonder te wachten 1
    • gelijk bijvoeglijk naamwoord
      • ik kom gelijk!1
    • meteen bijwoord
      • hij kwam meteen op ons af1
    • onmiddellijk bijvoeglijk naamwoord
      • hij moest onmiddellijk komen1
    • direct bijvoeglijk naamwoord
      • wil je direct komen?1
    • dadelijk bijvoeglijk naamwoord
      • wil je dadelijk komen!1
  3. onmiddellijk
    – waar niets tussen zit 1
    onmiddellijk; vlak; direct
    – waar niets tussen zit 1
    • onmiddellijk bijvoeglijk naamwoord
      • hij woont in de onmiddellijke omgeving van het vliegveld1
    • vlak bijvoeglijk naamwoord
      • vlak na zijn verjaardag moest hij op reis1
    • direct bijvoeglijk naamwoord
      • zij woont in de directe omgeving van de binnenstad1

Verwante woorden van "onmiddellijk":

  • onmiddellijkheid, onmiddellijke

Alternatieve synoniemen voor "onmiddellijk":


Antoniemen van "onmiddellijk":


Verwante definities voor "onmiddellijk":

  1. zonder te wachten1
    • hij moest onmiddellijk komen1
  2. waar niets tussen zit1
    • hij woont in de onmiddellijke omgeving van het vliegveld1

Verwante synoniemen voor onmiddellijk