Home ->Woordenboeken ->Nederlands/Nederlands ->Vertaal opleggen

Synoniemen voor "opleggen" in het Nederlands

Overzicht
Nederlands Synoniemen:   Meer gegevens...
  1. opleggen:

Nederlands

Uitgebreide synoniemen voor opleggen in het Nederlands

opleggen:

opleggen werkwoord (leg op, legt op, legde op, legden op, opgelegd)

  1. opleggen
    opleggen
    • opleggen werkwoord (leg op, legt op, legde op, legden op, opgelegd)
  2. opleggen
    – zeggen dat hij het moet doen 1
    opleggen
    – zeggen dat hij het moet doen 1
    • opleggen werkwoord (leg op, legt op, legde op, legden op, opgelegd)
      • de rechter heeft mij een flinke straf opgelegd1

Conjugations for opleggen:

o.t.t.
  1. leg op
  2. legt op
  3. legt op
  4. leggen op
  5. leggen op
  6. leggen op
o.v.t.
  1. legde op
  2. legde op
  3. legde op
  4. legden op
  5. legden op
  6. legden op
v.t.t.
  1. heb opgelegd
  2. hebt opgelegd
  3. heeft opgelegd
  4. hebben opgelegd
  5. hebben opgelegd
  6. hebben opgelegd
v.v.t.
  1. had opgelegd
  2. had opgelegd
  3. had opgelegd
  4. hadden opgelegd
  5. hadden opgelegd
  6. hadden opgelegd
o.t.t.t.
  1. zal opleggen
  2. zult opleggen
  3. zal opleggen
  4. zullen opleggen
  5. zullen opleggen
  6. zullen opleggen
o.v.t.t.
  1. zou opleggen
  2. zou opleggen
  3. zou opleggen
  4. zouden opleggen
  5. zouden opleggen
  6. zouden opleggen
en verder
  1. ben opgelegd
  2. bent opgelegd
  3. is opgelegd
  4. zijn opgelegd
  5. zijn opgelegd
  6. zijn opgelegd
diversen
  1. leg op!
  2. legt op!
  5. opgelegd
  6. opleggend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Alternatieve synoniemen voor "opleggen":


Verwante definities voor "opleggen":

  1. zeggen dat hij het moet doen1
    • de rechter heeft mij een flinke straf opgelegd1

Verwante synoniemen voor opleggen







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0124 seconde
Page rendered in 1.0 seconds