Nederlands

Uitgebreide synoniemen voor opschepper in het Nederlands

opschepper:

opschepper [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de opschepper
    de opschepper; de blaaskaak; de windbuil; de snoever; de bluffer
  2. de opschepper
    de patser; de opschepper; de pocher; de bluffer
    • patser [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • opschepper [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • pocher [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • bluffer [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  3. de opschepper
    de grootspreker; de opschepper; de snoever
  4. de opschepper
    de praatjesmakers; de pocher; de dikdoener; de windbuil; de windbuilen; de opschepper; de bluffer; de opscheppers; de snoever; de snoevers
  5. de opschepper
    – wie steeds goede dingen over zichzelf zegt 1
    de opschepper
    – wie steeds goede dingen over zichzelf zegt 1
    • opschepper [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
      • die opschepper denkt dat hij alles kan1

Verwante definities voor "opschepper":

  1. wie steeds goede dingen over zichzelf zegt1
    • die opschepper denkt dat hij alles kan1