Overzicht
Nederlands Synoniemen:   Meer gegevens...
  1. opspannen:


Nederlands

Uitgebreide synoniemen voor opspannen in het Nederlands

opspannen:

opspannen werkwoord (span op, spant op, spande op, spanden op, opgespannen)

  1. opspannen
    spannen; opspannen
    • spannen werkwoord (span, spant, spande, spanden, gespannen)
    • opspannen werkwoord (span op, spant op, spande op, spanden op, opgespannen)

Conjugations for opspannen:

o.t.t.
  1. span op
  2. spant op
  3. spant op
  4. spannen op
  5. spannen op
  6. spannen op
o.v.t.
  1. spande op
  2. spande op
  3. spande op
  4. spanden op
  5. spanden op
  6. spanden op
v.t.t.
  1. heb opgespannen
  2. hebt opgespannen
  3. heeft opgespannen
  4. hebben opgespannen
  5. hebben opgespannen
  6. hebben opgespannen
v.v.t.
  1. had opgespannen
  2. had opgespannen
  3. had opgespannen
  4. hadden opgespannen
  5. hadden opgespannen
  6. hadden opgespannen
o.t.t.t.
  1. zal opspannen
  2. zult opspannen
  3. zal opspannen
  4. zullen opspannen
  5. zullen opspannen
  6. zullen opspannen
o.v.t.t.
  1. zou opspannen
  2. zou opspannen
  3. zou opspannen
  4. zouden opspannen
  5. zouden opspannen
  6. zouden opspannen
en verder
  1. is opgespannen
  2. zijn opgespannen
diversen
  1. span op!
  2. spant op!
  3. opgespannen
  4. opspannend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze