Nederlands

Uitgebreide synoniemen voor opvangen in het Nederlands

opvangen:

opvangen werkwoord (vang op, vangt op, ving op, vingen op, opgevangen)

  1. opvangen
    opvangen; van onderdak voorzien
  2. opvangen
    opvangen; onderscheppen; ondervangen; afvangen; onderweg opvangen
    • opvangen werkwoord (vang op, vangt op, ving op, vingen op, opgevangen)
    • onderscheppen werkwoord (onderschep, onderschept, onderschepte, onderschepten, onderschept)
    • ondervangen werkwoord (ondervang, ondervangt, onderving, ondervingen, ondervangen)
    • afvangen werkwoord (vang af, vangt af, ving af, vingen af, afgevangen)
    • onderweg opvangen werkwoord
  3. opvangen
    incasseren; opvangen; iets verduren
    • incasseren werkwoord (incasseer, incasseert, incasseerde, incasseerden, geïncasseerd)
    • opvangen werkwoord (vang op, vangt op, ving op, vingen op, opgevangen)
    • iets verduren werkwoord
  4. opvangen
    opvangen; wat neervalt opvangen
  5. opvangen
    opnemen; opvangen
    • opnemen werkwoord (neem op, neemt op, nam op, namen op, opgenomen)
    • opvangen werkwoord (vang op, vangt op, ving op, vingen op, opgevangen)

Conjugations for opvangen:

o.t.t.
  1. vang op
  2. vangt op
  3. vangt op
  4. vangen op
  5. vangen op
  6. vangen op
o.v.t.
  1. ving op
  2. ving op
  3. ving op
  4. vingen op
  5. vingen op
  6. vingen op
v.t.t.
  1. heb opgevangen
  2. hebt opgevangen
  3. heeft opgevangen
  4. hebben opgevangen
  5. hebben opgevangen
  6. hebben opgevangen
v.v.t.
  1. had opgevangen
  2. had opgevangen
  3. had opgevangen
  4. hadden opgevangen
  5. hadden opgevangen
  6. hadden opgevangen
o.t.t.t.
  1. zal opvangen
  2. zult opvangen
  3. zal opvangen
  4. zullen opvangen
  5. zullen opvangen
  6. zullen opvangen
o.v.t.t.
  1. zou opvangen
  2. zou opvangen
  3. zou opvangen
  4. zouden opvangen
  5. zouden opvangen
  6. zouden opvangen
en verder
  1. ben opgevangen
  2. bent opgevangen
  3. is opgevangen
  4. zijn opgevangen
  5. zijn opgevangen
  6. zijn opgevangen
diversen
  1. vang op!
  2. vangt op!
  3. opgevangen
  4. opvangend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Verwante synoniemen voor opvangen