Overzicht
Nederlands Synoniemen:   Meer gegevens...
  1. opzwepen:


Nederlands

Uitgebreide synoniemen voor opzwepen in het Nederlands

opzwepen:

opzwepen werkwoord (zweep op, zweept op, zweepte op, zweepten op, opgezweept)

  1. opzwepen
    aanzetten; opzwepen; sterk prikkelen
    • aanzetten werkwoord (zet aan, zette aan, zetten aan, aangezet)
    • opzwepen werkwoord (zweep op, zweept op, zweepte op, zweepten op, opgezweept)
    • sterk prikkelen werkwoord

Conjugations for opzwepen:

o.t.t.
  1. zweep op
  2. zweept op
  3. zweept op
  4. zwepen op
  5. zwepen op
  6. zwepen op
o.v.t.
  1. zweepte op
  2. zweepte op
  3. zweepte op
  4. zweepten op
  5. zweepten op
  6. zweepten op
v.t.t.
  1. heb opgezweept
  2. hebt opgezweept
  3. heeft opgezweept
  4. hebben opgezweept
  5. hebben opgezweept
  6. hebben opgezweept
v.v.t.
  1. had opgezweept
  2. had opgezweept
  3. had opgezweept
  4. hadden opgezweept
  5. hadden opgezweept
  6. hadden opgezweept
o.t.t.t.
  1. zal opzwepen
  2. zult opzwepen
  3. zal opzwepen
  4. zullen opzwepen
  5. zullen opzwepen
  6. zullen opzwepen
o.v.t.t.
  1. zou opzwepen
  2. zou opzwepen
  3. zou opzwepen
  4. zouden opzwepen
  5. zouden opzwepen
  6. zouden opzwepen
en verder
  1. ben opgezweept
  2. bent opgezweept
  3. is opgezweept
  4. zijn opgezweept
  5. zijn opgezweept
  6. zijn opgezweept
diversen
  1. zweep op!
  2. zweept op!
  3. opgezweept
  4. opzwepend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze