Nederlands

Uitgebreide synoniemen voor orde in het Nederlands

orde:

orde [de ~] zelfstandig naamwoord

  1. de orde
    de orde; de regelmaat
    • orde [de ~] zelfstandig naamwoord
    • regelmaat [de ~] zelfstandig naamwoord
  2. de orde
    de discipline; de onderwerping; de gehoorzaamheid; de orde; de dwang; de tucht
  3. de orde
    maatschappelijke klasse; de klasse; de stand; de rang; de orde; de slag
    • maatschappelijke klasse [znw.] zelfstandig naamwoord
    • klasse [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • stand [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • rang [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • orde [de ~] zelfstandig naamwoord
    • slag [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  4. de orde
    de wet; het voorschrift; de regel; de regeling; het reglement; de orde
    • wet [de ~] zelfstandig naamwoord
    • voorschrift [het ~] zelfstandig naamwoord
    • regel [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • regeling [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • reglement [het ~] zelfstandig naamwoord
    • orde [de ~] zelfstandig naamwoord
  5. de orde
    de ambachtsgilde; de vereniging; het gilde; vakgenootschap; de club; de organisatie; de bond; de orde; de unie
    • ambachtsgilde [de ~] zelfstandig naamwoord
    • vereniging [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • gilde [het ~] zelfstandig naamwoord
    • vakgenootschap [znw.] zelfstandig naamwoord
    • club [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • organisatie [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • bond [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • orde [de ~] zelfstandig naamwoord
    • unie [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
  6. de orde
    de soos; de vereniging; societiet; de organisatie; de bond; de unie; de club; de orde; het gilde
    • soos [de ~] zelfstandig naamwoord
    • vereniging [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • societiet [znw.] zelfstandig naamwoord
    • organisatie [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • bond [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • unie [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • club [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • orde [de ~] zelfstandig naamwoord
    • gilde [het ~] zelfstandig naamwoord
  7. de orde
    – toestand van netheid 1
    de orde
    – toestand van netheid 1
    • orde [de ~] zelfstandig naamwoord
      • het huis is keurig op orde1
  8. de orde
    – toestand van regelmaat en rust 1
    de orde
    – toestand van regelmaat en rust 1
    • orde [de ~] zelfstandig naamwoord
      • de orde in de klas werd verstoord1

Verwante woorden van "orde":

  • orden, ordes

Verwante definities voor "orde":

  1. toestand van netheid1
    • het huis is keurig op orde1
  2. toestand van regelmaat en rust1
    • de orde in de klas werd verstoord1

Verwante synoniemen voor orde