Overzicht
Nederlands Synoniemen:   Meer gegevens...
  1. pakje:
  2. pak:


Nederlands

Uitgebreide synoniemen voor pakje in het Nederlands

pakje:

pakje [het ~] zelfstandig naamwoord

  1. het pakje
    het pakket; het pakje; het postpakket
    • pakket [het ~] zelfstandig naamwoord
    • pakje [het ~] zelfstandig naamwoord
    • postpakket [het ~] zelfstandig naamwoord

Verwante woorden van "pakje":


pakje vorm van pak:

pak [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de pak
    het kostuum; het maatpak; de pak
    • kostuum [het ~] zelfstandig naamwoord
    • maatpak [het ~] zelfstandig naamwoord
    • pak [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  2. de pak
    de baal; de pak
    • baal [de ~] zelfstandig naamwoord
    • pak [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  3. de pak
    de pak; het herenkostuum
    • pak [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • herenkostuum [het ~] zelfstandig naamwoord
  4. de pak
    – bundel van iets 1
    de pak
    – bundel van iets 1
    • pak [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
      • hij heeft een pak oude kranten bij zich1
  5. de pak
    – grote hoeveelheid 1
    de pak
    – grote hoeveelheid 1
    • pak [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
      • er ligt een dik pak sneeuw1
  6. de pak
    – kartonnen doos waar levensmiddelen in zitten 1
    de pak
    – kartonnen doos waar levensmiddelen in zitten 1
    • pak [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
      • ik koop drie pakken melk1
  7. de pak
    – kleren die bij elkaar horen 1
    de pak
    – kleren die bij elkaar horen 1
    • pak [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
      • vader droeg een pak met een grijs streepje1
  8. de pak
    – wat ingepakt is 1
    de pak
    – wat ingepakt is 1
    • pak [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
      • er kwam een pakje met de post1

Verwante woorden van "pak":


Alternatieve synoniemen voor "pak":


Verwante definities voor "pak":

  1. bundel van iets1
    • hij heeft een pak oude kranten bij zich1
  2. grote hoeveelheid1
    • er ligt een dik pak sneeuw1
  3. kartonnen doos waar levensmiddelen in zitten1
    • ik koop drie pakken melk1
  4. kleren die bij elkaar horen1
    • vader droeg een pak met een grijs streepje1
  5. wat ingepakt is1
    • er kwam een pakje met de post1