Home
Woordenboeken
Word Fun
Over
Feedback
In English
Home
->
Woordenboeken
->
Nederlands/Nederlands
->Vertaal partner
Synoniemen voor "
partner
" in het Nederlands
Zoek
Remove Ads
Overzicht
Nederlands Synoniemen:
Meer gegevens...
partner:
gezel
;
maat
;
partner
;
gezellin
;
echtgenoot
;
eega
;
levensgezel
;
levenspartner
;
man
;
medestrijder
;
bondgenoot
;
medestander
;
vennoot
;
compagnon
;
zakenpartner
;
deelgenoot
;
medefirmant
partner
partner
Nederlands
Uitgebreide synoniemen voor
partner
in het Nederlands
partner:
partner
[
de ~ (m)
]
zelfstandig naamwoord
de partner
de
gezel
;
de
maat
;
de
partner
gezel
[
de ~ (m)
]
zelfstandig naamwoord
maat
[
de ~ (m)
]
zelfstandig naamwoord
partner
[
de ~ (m)
]
zelfstandig naamwoord
de partner
de
partner
;
de
gezellin
partner
[
de ~ (m)
]
zelfstandig naamwoord
gezellin
[
de ~ (v)
]
zelfstandig naamwoord
de partner
de
echtgenoot
;
de
partner
;
de
eega
;
de
levensgezel
;
de
levenspartner
;
de
man
echtgenoot
[
de ~ (m)
]
zelfstandig naamwoord
partner
[
de ~ (m)
]
zelfstandig naamwoord
eega
[
de ~
]
zelfstandig naamwoord
levensgezel
[
de ~ (m)
]
zelfstandig naamwoord
levenspartner
[
de ~ (m)
]
zelfstandig naamwoord
man
[
de ~ (m)
]
zelfstandig naamwoord
de partner
de
levenspartner
;
de
partner
;
de
levensgezel
levenspartner
[
de ~ (m)
]
zelfstandig naamwoord
partner
[
de ~ (m)
]
zelfstandig naamwoord
levensgezel
[
de ~ (m)
]
zelfstandig naamwoord
de partner
de
medestrijder
;
de
partner
;
de
bondgenoot
;
de
medestander
medestrijder
[
de ~ (m)
]
zelfstandig naamwoord
partner
[
de ~ (m)
]
zelfstandig naamwoord
bondgenoot
[
de ~ (m)
]
zelfstandig naamwoord
medestander
[
de ~ (m)
]
zelfstandig naamwoord
de partner
de
partner
;
de
vennoot
;
de
compagnon
;
de
zakenpartner
;
de
deelgenoot
;
medefirmant
partner
[
de ~ (m)
]
zelfstandig naamwoord
vennoot
[
de ~ (m)
]
zelfstandig naamwoord
compagnon
[
de ~ (m)
]
zelfstandig naamwoord
zakenpartner
[
de ~ (m)
]
zelfstandig naamwoord
deelgenoot
[
de ~ (m)
]
zelfstandig naamwoord
medefirmant
[
znw.
]
zelfstandig naamwoord
partner
[
de ~ (m)
]
zelfstandig naamwoord
de partner
– met wie je samenleeft of getrouwd bent
1
de
partner
– met wie je samenleeft of getrouwd bent
1
partner
[
de ~ (m)
]
zelfstandig naamwoord
uw partner is ook welkom op het feest
1
de partner
– met wie je samenwerkt
1
de
partner
– met wie je samenwerkt
1
partner
[
de ~ (m)
]
zelfstandig naamwoord
ik zoek een partner om een zaak te beginnen
1
partner
partner
partner
partner
Verwante woorden van "partner":
partners
Verwante definities voor "partner":
met wie je samenleeft of getrouwd bent
1
uw partner is ook welkom op het feest
1
met wie je samenwerkt
1
ik zoek een partner om een zaak te beginnen
1
1
Muiswerk Woordenboek
Remove Ads