Nederlands

Uitgebreide synoniemen voor plein in het Nederlands

plein:

plein [het ~] zelfstandig naamwoord

  1. het plein
    het plein; vierkant plein
  2. het plein
    de buurt; de wijk; de woonwijk; het plein; stadskwartier; het centrum; de buitenwijk; de sectie; handelswijk; het stadsdeel; de stadswijk
  3. het plein
    – open bestrate ruimte tussen gebouwen 1
    het plein
    – open bestrate ruimte tussen gebouwen 1
    • plein [het ~] zelfstandig naamwoord
      • er lagen allemaal huizen rond het plein1

Verwante woorden van "plein":

  • pleinen, pleintje, pleintjes

Verwante definities voor "plein":

  1. open bestrate ruimte tussen gebouwen1
    • er lagen allemaal huizen rond het plein1

Verwante synoniemen voor plein