Overzicht
Nederlands Synoniemen:   Meer gegevens...
  1. pons:
  2. ponsen:
  3. pon:


Nederlands

Uitgebreide synoniemen voor pons in het Nederlands

pons:

pons [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de pons
    de pons
    • pons [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

Verwante woorden van "pons":


pons vorm van ponsen:

ponsen werkwoord (pons, ponst, ponste, ponsten, geponst)

  1. ponsen
    stansen; ponsen; doorponsen
    • stansen werkwoord (stans, stanst, stanste, stansten, gestanst)
    • ponsen werkwoord (pons, ponst, ponste, ponsten, geponst)
    • doorponsen werkwoord (doorpons, doorponst, doorponste, doorponsten, doorgeponst)

Conjugations for ponsen:

o.t.t.
  1. pons
  2. ponst
  3. ponst
  4. ponsen
  5. ponsen
  6. ponsen
o.v.t.
  1. ponste
  2. ponste
  3. ponste
  4. ponsten
  5. ponsten
  6. ponsten
v.t.t.
  1. heb geponst
  2. hebt geponst
  3. heeft geponst
  4. hebben geponst
  5. hebben geponst
  6. hebben geponst
v.v.t.
  1. had geponst
  2. had geponst
  3. had geponst
  4. hadden geponst
  5. hadden geponst
  6. hadden geponst
o.t.t.t.
  1. zal ponsen
  2. zult ponsen
  3. zal ponsen
  4. zullen ponsen
  5. zullen ponsen
  6. zullen ponsen
o.v.t.t.
  1. zou ponsen
  2. zou ponsen
  3. zou ponsen
  4. zouden ponsen
  5. zouden ponsen
  6. zouden ponsen
diversen
  1. pons!
  2. ponst!
  3. geponst
  4. ponsend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Verwante woorden van "ponsen":


pon:

pon [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de pon
    de nachtjapon; de pon
    • nachtjapon [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • pon [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

Verwante woorden van "pon":

  • ponnen, ponen, pons