Nederlands

Uitgebreide synoniemen voor prijs in het Nederlands

prijs:

prijs [de ~] zelfstandig naamwoord

  1. de prijs
    – beloning voor de winnaar 1
    de prijs
    – beloning voor de winnaar 1
    • prijs [de ~] zelfstandig naamwoord
      • Jan haalde de eerste prijs bij de wedstrijd1
    de gewonnen prijs
  2. de prijs
    – beloning voor de winnaar 1
    de prijs
    – beloning voor de winnaar 1
    • prijs [de ~] zelfstandig naamwoord
      • Jan haalde de eerste prijs bij de wedstrijd1

prijs [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de prijs
    de prijs; het eerbewijs
    • prijs [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • eerbewijs [het ~] zelfstandig naamwoord

prijs [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de prijs
    de prijs
    • prijs [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  2. de prijs
    – wat je voor iets moet betalen 1
    de prijs
    – wat je voor iets moet betalen 1
    • prijs [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
      • wat is de prijs van dit boek?1

Verwante woorden van "prijs":


Verwante definities voor "prijs":

  1. beloning voor de winnaar1
    • Jan haalde de eerste prijs bij de wedstrijd1
  2. wat je voor iets moet betalen1
    • wat is de prijs van dit boek?1

prijzen:

prijzen werkwoord (prijs, prijst, prijsde, prijsden, geprijsd)

  1. prijzen
    prijzen; van een prijs voorzien
  2. prijzen
    loven; prijzen; roemen; zich lovend uitlaten; vereren
    • loven werkwoord (loof, looft, loofde, loofden, geloofd)
    • prijzen werkwoord (prijs, prijst, prijsde, prijsden, geprijsd)
    • roemen werkwoord (roem, roemt, roemde, roemden, geroemd)
    • vereren werkwoord (vereer, vereert, vereerde, vereerden, vereerd)

Conjugations for prijzen:

o.t.t.
  1. prijs
  2. prijst
  3. prijst
  4. prijzen
  5. prijzen
  6. prijzen
o.v.t.
  1. prijsde
  2. prijsde
  3. prijsde
  4. prijsden
  5. prijsden
  6. prijsden
v.t.t.
  1. heb geprijsd
  2. hebt geprijsd
  3. heeft geprijsd
  4. hebben geprijsd
  5. hebben geprijsd
  6. hebben geprijsd
v.v.t.
  1. had geprijsd
  2. had geprijsd
  3. had geprijsd
  4. hadden geprijsd
  5. hadden geprijsd
  6. hadden geprijsd
o.t.t.t.
  1. zal prijzen
  2. zult prijzen
  3. zal prijzen
  4. zullen prijzen
  5. zullen prijzen
  6. zullen prijzen
o.v.t.t.
  1. zou prijzen
  2. zou prijzen
  3. zou prijzen
  4. zouden prijzen
  5. zouden prijzen
  6. zouden prijzen
diversen
  1. prijs!
  2. prijst!
  3. geprijsd
  4. prijzend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

prijzen [het ~] zelfstandig naamwoord

  1. het prijzen
    verheerlijken; roemen; het prijzen

Verwante woorden van "prijzen":


Verwante synoniemen voor prijs