Nederlands

Uitgebreide synoniemen voor principe in het Nederlands

principe:

principe [het ~] zelfstandig naamwoord

  1. het principe
    het principe; het uitgangspunt; de basis; de grondslag; het fundament; de grondstelling; het basisbeginsel; het beginsel; de hoeksteen; het grondbeginsel; het grondbegrip; de grondregel
  2. het principe
    het principe; het hoofdbeginsel
  3. het principe
    het uitgangspunt; het principe; het vertrekpunt; de basis; de grondgedachte; de veronderstelling; de grondslag; uitgangsvorm; de grondstelling; het fundament; de fundering; het beginsel; de grondlijn; basislijn
  4. het principe
    het uitgangspunt; het vertrekpunt; de grondgedachte; de basis; de grond; het principe; de grondslag; het fundament; het beginsel; de grondstelling
  5. het principe
    – manier waarop het werkt of in elkaar zit 1
    het principe
    – manier waarop het werkt of in elkaar zit 1
    • principe [het ~] zelfstandig naamwoord
      • hij legde het principe van de motor uit1
  6. het principe
    – vaste overtuiging 1
    het principe
    – vaste overtuiging 1
    • principe [het ~] zelfstandig naamwoord
      • uit principe eet hij geen vlees1

Verwante woorden van "principe":

  • principes

Verwante definities voor "principe":

  1. manier waarop het werkt of in elkaar zit1
    • hij legde het principe van de motor uit1
  2. vaste overtuiging1
    • uit principe eet hij geen vlees1

Verwante synoniemen voor principe