Overzicht
Nederlands Synoniemen:   Meer gegevens...
  1. regen:
  2. rijgen:


Nederlands

Uitgebreide synoniemen voor regen in het Nederlands

regen:

regen [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de regen
    de regen; het hemelwater; de neerslag
    • regen [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • hemelwater [het ~] zelfstandig naamwoord
    • neerslag [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  2. de regen
    – waterdruppels vanuit de wolken 1
    de regen
    – waterdruppels vanuit de wolken 1
    • regen [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
      • het hele weekend hadden we regen1

Verwante woorden van "regen":

  • regenen, regens, regentje, regentjes

Verwante definities voor "regen":

  1. waterdruppels vanuit de wolken1
    • het hele weekend hadden we regen1

regen vorm van rijgen:

rijgen werkwoord (rijg, rijgt, reeg, regen, geregen)

  1. rijgen
    aaneenrijgen; rijgen
  2. rijgen
    dichtrijgen; rijgen; dichtsnoeren
    • dichtrijgen werkwoord (rijg dicht, rijgt dicht, reeg dicht, regen dicht, dichtgeregen)
    • rijgen werkwoord (rijg, rijgt, reeg, regen, geregen)
    • dichtsnoeren werkwoord

Conjugations for rijgen:

o.t.t.
  1. rijg
  2. rijgt
  3. rijgt
  4. rijgen
  5. rijgen
  6. rijgen
o.v.t.
  1. reeg
  2. reeg
  3. reeg
  4. regen
  5. regen
  6. regen
v.t.t.
  1. heb geregen
  2. hebt geregen
  3. heeft geregen
  4. hebben geregen
  5. hebben geregen
  6. hebben geregen
v.v.t.
  1. had geregen
  2. had geregen
  3. had geregen
  4. hadden geregen
  5. hadden geregen
  6. hadden geregen
o.t.t.t.
  1. zal rijgen
  2. zult rijgen
  3. zal rijgen
  4. zullen rijgen
  5. zullen rijgen
  6. zullen rijgen
o.v.t.t.
  1. zou rijgen
  2. zou rijgen
  3. zou rijgen
  4. zouden rijgen
  5. zouden rijgen
  6. zouden rijgen
en verder
  1. ben geregen
  2. bent geregen
  3. is geregen
  4. zijn geregen
  5. zijn geregen
  6. zijn geregen
diversen
  1. rijg!
  2. rijgt!
  3. geregen
  4. rijgend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Verwante synoniemen voor regen