Nederlands

Uitgebreide synoniemen voor retour in het Nederlands

retour:

retour [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de retour
    de retour; de terugkeer; de terugreis
    • retour [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • terugkeer [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • terugreis [de ~] zelfstandig naamwoord

retour bijwoord

  1. retour
    achterwaarts; achteruit; terug; retour
  2. retour
    – terug naar de afzender 1
    retour
    – terug naar de afzender 1
    • retour bijwoord
      • ik stuur de formulieren retour1

retour [het ~] zelfstandig naamwoord

  1. het retour
    – treinkaartje waarmee je heen en terug kunt reizen 1
    het retourbiljet
    het retour
    – treinkaartje waarmee je heen en terug kunt reizen 1
    • retour [het ~] zelfstandig naamwoord
      • mag ik van u een retourtje Amsterdam?1
  2. het retour
    – treinkaartje waarmee je heen en terug kunt reizen 1
    het retour
    – treinkaartje waarmee je heen en terug kunt reizen 1
    • retour [het ~] zelfstandig naamwoord
      • mag ik van u een retourtje Amsterdam?1

retour [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de retour
    de retour
    • retour [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

Verwante woorden van "retour":


Verwante definities voor "retour":

  1. terug naar de afzender1
    • ik stuur de formulieren retour1
  2. treinkaartje waarmee je heen en terug kunt reizen1
    • mag ik van u een retourtje Amsterdam?1