Overzicht
Nederlands Synoniemen:   Meer gegevens...
  1. rinkelen:


Nederlands

Uitgebreide synoniemen voor rinkelen in het Nederlands

rinkelen:

rinkelen werkwoord (rinkel, rinkelt, rinkelde, rinkelden, gerinkeld)

  1. rinkelen
    tinkelen; rinkelen; tingelen; klingelen
    • tinkelen werkwoord (tinkel, tinkelt, tinkelde, tinkelden, getinkeld)
    • rinkelen werkwoord (rinkel, rinkelt, rinkelde, rinkelden, gerinkeld)
    • tingelen werkwoord (tingel, tingelt, tingelde, tingelden, getingeld)
    • klingelen werkwoord (klingel, klingelt, klingelde, klingelden, geklingeld)

Conjugations for rinkelen:

o.t.t.
  1. rinkel
  2. rinkelt
  3. rinkelt
  4. rinkelen
  5. rinkelen
  6. rinkelen
o.v.t.
  1. rinkelde
  2. rinkelde
  3. rinkelde
  4. rinkelden
  5. rinkelden
  6. rinkelden
v.t.t.
  1. heb gerinkeld
  2. hebt gerinkeld
  3. heeft gerinkeld
  4. hebben gerinkeld
  5. hebben gerinkeld
  6. hebben gerinkeld
v.v.t.
  1. had gerinkeld
  2. had gerinkeld
  3. had gerinkeld
  4. hadden gerinkeld
  5. hadden gerinkeld
  6. hadden gerinkeld
o.t.t.t.
  1. zal rinkelen
  2. zult rinkelen
  3. zal rinkelen
  4. zullen rinkelen
  5. zullen rinkelen
  6. zullen rinkelen
o.v.t.t.
  1. zou rinkelen
  2. zou rinkelen
  3. zou rinkelen
  4. zouden rinkelen
  5. zouden rinkelen
  6. zouden rinkelen
diversen
  1. rinkel!
  2. rinkelt!
  3. gerinkeld
  4. rinkelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze