Overzicht
Nederlands Synoniemen:   Meer gegevens...
  1. rondreis:
  2. rondreizen:


Nederlands

Uitgebreide synoniemen voor rondreis in het Nederlands

rondreis:

rondreis [de ~] zelfstandig naamwoord

  1. de rondreis
    de trip; de rondreis; het tochtje; de rit; de toer; de tour; de rondrit
    • trip [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • rondreis [de ~] zelfstandig naamwoord
    • tochtje [het ~] zelfstandig naamwoord
    • rit [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • toer [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • tour [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • rondrit [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

Verwante woorden van "rondreis":


rondreizen:

rondreizen werkwoord (reis rond, reist rond, reisde rond, reisden rond, rondgereisd)

  1. rondreizen
    reizen; rondreizen; trekken; zwerven
    • reizen werkwoord (reis, reist, reisde, reisden, gereisd)
    • rondreizen werkwoord (reis rond, reist rond, reisde rond, reisden rond, rondgereisd)
    • trekken werkwoord (trek, trekt, trok, trokken, getrokken)
    • zwerven werkwoord (zwerf, zwerft, zwierf, zwierven, gezworven)

Conjugations for rondreizen:

o.t.t.
  1. reis rond
  2. reist rond
  3. reist rond
  4. reizen rond
  5. reizen rond
  6. reizen rond
o.v.t.
  1. reisde rond
  2. reisde rond
  3. reisde rond
  4. reisden rond
  5. reisden rond
  6. reisden rond
v.t.t.
  1. heb rondgereisd
  2. hebt rondgereisd
  3. heeft rondgereisd
  4. hebben rondgereisd
  5. hebben rondgereisd
  6. hebben rondgereisd
v.v.t.
  1. had rondgereisd
  2. had rondgereisd
  3. had rondgereisd
  4. hadden rondgereisd
  5. hadden rondgereisd
  6. hadden rondgereisd
o.t.t.t.
  1. zal rondreizen
  2. zult rondreizen
  3. zal rondreizen
  4. zullen rondreizen
  5. zullen rondreizen
  6. zullen rondreizen
o.v.t.t.
  1. zou rondreizen
  2. zou rondreizen
  3. zou rondreizen
  4. zouden rondreizen
  5. zouden rondreizen
  6. zouden rondreizen
en verder
  1. ben rondgereisd
  2. bent rondgereisd
  3. is rondgereisd
  4. zijn rondgereisd
  5. zijn rondgereisd
  6. zijn rondgereisd
diversen
  1. reis rond!
  2. reist rond!
  3. rondgereisd
  4. rondreizend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Verwante woorden van "rondreizen":