Home
Woordenboeken
Word Fun
Over
Feedback
In English
Home
->
Woordenboeken
->
Nederlands/Nederlands
->Vertaal seizoen
Synoniemen voor "
seizoen
" in het Nederlands
Zoek
Remove Ads
Overzicht
Nederlands Synoniemen:
Meer gegevens...
seizoen:
seizoen
;
jaargetijde
Nederlands
Uitgebreide synoniemen voor
seizoen
in het Nederlands
seizoen:
seizoen
[
het ~
]
zelfstandig naamwoord
het seizoen
het
seizoen
;
het
jaargetijde
seizoen
[
het ~
]
zelfstandig naamwoord
jaargetijde
[
het ~
]
zelfstandig naamwoord
het seizoen
– elk van de perioden waarin het jaar wordt verdeeld
1
het
seizoen
– elk van de perioden waarin het jaar wordt verdeeld
1
seizoen
[
het ~
]
zelfstandig naamwoord
de seizoenen zijn: lente, zomer, herfst, winter
1
het seizoen
– periode van het jaar waarin iets wordt gedaan
1
het
seizoen
– periode van het jaar waarin iets wordt gedaan
1
seizoen
[
het ~
]
zelfstandig naamwoord
het visseizoen is weer geopend
1
Verwante woorden van "seizoen":
seizoenen
,
seizoentje
,
seizoentjes
Alternatieve synoniemen voor "seizoen":
jaargetijde
Verwante definities voor "seizoen":
elk van de perioden waarin het jaar wordt verdeeld
1
de seizoenen zijn: lente, zomer, herfst, winter
1
periode van het jaar waarin iets wordt gedaan
1
het visseizoen is weer geopend
1
1
Muiswerk Woordenboek
Remove Ads