Overzicht


Nederlands

Uitgebreide synoniemen voor smoes in het Nederlands

smoes:

smoes [de ~] zelfstandig naamwoord

  1. de smoes
    het excuus; de smoes; het voorwendsel; de uitvlucht

Verwante woorden van "smoes":


smoes vorm van smoezen:

smoezen [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.

  1. de smoezen
    de smoezen; de uitvluchten; de voorwendsels

smoezen werkwoord (smoes, smoest, smoesde, smoesden, gesmoesd)

  1. smoezen
    fluisteren; smoezen; smiespelen
    • fluisteren werkwoord (fluister, fluistert, fluisterde, fluisterden, gefluisterd)
    • smoezen werkwoord (smoes, smoest, smoesde, smoesden, gesmoesd)
    • smiespelen werkwoord (smiespel, smiespelt, smiespelde, smiespelden, gesmiespeld)

Conjugations for smoezen:

o.t.t.
  1. smoes
  2. smoest
  3. smoest
  4. smoesen
  5. smoesen
  6. smoesen
o.v.t.
  1. smoesde
  2. smoesde
  3. smoesde
  4. smoesden
  5. smoesden
  6. smoesden
v.t.t.
  1. heb gesmoesd
  2. hebt gesmoesd
  3. heeft gesmoesd
  4. hebben gesmoesd
  5. hebben gesmoesd
  6. hebben gesmoesd
v.v.t.
  1. had gesmoesd
  2. had gesmoesd
  3. had gesmoesd
  4. hadden gesmoesd
  5. hadden gesmoesd
  6. hadden gesmoesd
o.t.t.t.
  1. zal smoezen
  2. zult smoezen
  3. zal smoezen
  4. zullen smoezen
  5. zullen smoezen
  6. zullen smoezen
o.v.t.t.
  1. zou smoezen
  2. zou smoezen
  3. zou smoezen
  4. zouden smoezen
  5. zouden smoezen
  6. zouden smoezen
en verder
  1. ben gesmoesd
  2. bent gesmoesd
  3. is gesmoesd
  4. zijn gesmoesd
  5. zijn gesmoesd
  6. zijn gesmoesd
diversen
  1. smoes!
  2. smoest!
  3. gesmoesd
  4. smoesend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Verwante woorden van "smoezen":