Overzicht
Nederlands Synoniemen:   Meer gegevens...
  1. spalken:
  2. spalk:


Nederlands

Uitgebreide synoniemen voor spalken in het Nederlands

spalken:

spalken werkwoord (spalk, spalkt, spalkte, spalkten, gespalkt)

  1. spalken
    spalken; een spalk zetten

Conjugations for spalken:

o.t.t.
  1. spalk
  2. spalkt
  3. spalkt
  4. spalken
  5. spalken
  6. spalken
o.v.t.
  1. spalkte
  2. spalkte
  3. spalkte
  4. spalkten
  5. spalkten
  6. spalkten
v.t.t.
  1. heb gespalkt
  2. hebt gespalkt
  3. heeft gespalkt
  4. hebben gespalkt
  5. hebben gespalkt
  6. hebben gespalkt
v.v.t.
  1. had gespalkt
  2. had gespalkt
  3. had gespalkt
  4. hadden gespalkt
  5. hadden gespalkt
  6. hadden gespalkt
o.t.t.t.
  1. zal spalken
  2. zult spalken
  3. zal spalken
  4. zullen spalken
  5. zullen spalken
  6. zullen spalken
o.v.t.t.
  1. zou spalken
  2. zou spalken
  3. zou spalken
  4. zouden spalken
  5. zouden spalken
  6. zouden spalken
en verder
  1. ben gespalkt
  2. bent gespalkt
  3. is gespalkt
  4. zijn gespalkt
  5. zijn gespalkt
  6. zijn gespalkt
diversen
  1. spalk!
  2. spalkt!
  3. gespalkt
  4. spalkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Verwante woorden van "spalken":


spalken vorm van spalk:

spalk [de ~] zelfstandig naamwoord

  1. de spalk
    de spalk
    • spalk [de ~] zelfstandig naamwoord

Verwante woorden van "spalk":