Nederlands

Uitgebreide synoniemen voor staf in het Nederlands

staf:

staf [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de staf
    leidinggevend personeel; de staf; het kader
  2. de staf
    de staaf; de baton; de stang; de stok; de staf
    • staaf [de ~] zelfstandig naamwoord
    • baton [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • stang [de ~] zelfstandig naamwoord
    • stok [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • staf [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  3. de staf
    het personeel; de staf
    • personeel [het ~] zelfstandig naamwoord
    • staf [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

Verwante woorden van "staf":

  • stafje, stafjes

staf vorm van straffen:

straffen werkwoord (staf, staft, stafte, staften, gestraft)

  1. straffen
    straffen; afstraffen
    • straffen werkwoord (staf, staft, stafte, staften, gestraft)
    • afstraffen werkwoord (straf af, straft af, strafte af, straften af, afgestraft)
  2. straffen
    straffen; bestraffen; sancties treffen
  3. straffen
    – een vervelende maatregel opleggen omdat hij iets deed wat niet mocht 1
    straffen
    – een vervelende maatregel opleggen omdat hij iets deed wat niet mocht 1
    • straffen werkwoord (staf, staft, stafte, staften, gestraft)
      • deze ouders straffen hun kinderen veel te streng1

Conjugations for straffen:

o.t.t.
  1. staf
  2. staft
  3. staft
  4. staffen
  5. staffen
  6. staffen
o.v.t.
  1. stafte
  2. stafte
  3. stafte
  4. staften
  5. staften
  6. staften
v.t.t.
  1. heb gestraft
  2. hebt gestraft
  3. heeft gestraft
  4. hebben gestraft
  5. hebben gestraft
  6. hebben gestraft
v.v.t.
  1. had gestraft
  2. had gestraft
  3. had gestraft
  4. hadden gestraft
  5. hadden gestraft
  6. hadden gestraft
o.t.t.t.
  1. zal straffen
  2. zult straffen
  3. zal straffen
  4. zullen straffen
  5. zullen straffen
  6. zullen straffen
o.v.t.t.
  1. zou straffen
  2. zou straffen
  3. zou straffen
  4. zouden straffen
  5. zouden straffen
  6. zouden straffen
en verder
  1. ben gestraft
  2. bent gestraft
  3. is gestraft
  4. zijn gestraft
  5. zijn gestraft
  6. zijn gestraft
diversen
  1. staf!
  2. staft!
  3. gestraft
  4. straffend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Verwante woorden van "straffen":


Verwante definities voor "straffen":

  1. een vervelende maatregel opleggen omdat hij iets deed wat niet mocht1
    • deze ouders straffen hun kinderen veel te streng1