Nederlands

Uitgebreide synoniemen voor stootje in het Nederlands

stootje:

stootje [het ~] zelfstandig naamwoord

  1. het stootje
    de stoot; de zet; de por; het duwtje; de duw; het stootje
    • stoot [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • zet [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • por [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • duwtje [het ~] zelfstandig naamwoord
    • duw [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • stootje [het ~] zelfstandig naamwoord

Verwante woorden van "stootje":


stootje vorm van stoot:

stoot [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de stoot
    de stoot; de zet; de por; het duwtje; de duw; het stootje
    • stoot [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • zet [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • por [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • duwtje [het ~] zelfstandig naamwoord
    • duw [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • stootje [het ~] zelfstandig naamwoord
  2. de stoot
    de peut; de klap; de stoot; de opstopper
    • peut [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • klap [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • stoot [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • opstopper [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  3. de stoot
    de opdonder; de muilpeer; de mep; de stoot; de klap; de hengst; de peut; de oplawaai; de opduvel; de lel
    • opdonder [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • muilpeer [de ~] zelfstandig naamwoord
    • mep [de ~] zelfstandig naamwoord
    • stoot [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • klap [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • hengst [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • peut [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • oplawaai [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • opduvel [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • lel [de ~] zelfstandig naamwoord
  4. de stoot
    de schok; schokkende beweging; de stoot; de hort
    • schok [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • schokkende beweging [znw.] zelfstandig naamwoord
    • stoot [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • hort [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  5. de stoot
    – grote hoeveelheid, groot aantal 1
    de veel; de hoop; de massa; de stoot; de boel
    – grote hoeveelheid, groot aantal 1
    • veel [de ~] zelfstandig naamwoord
      • zij hebben veel kinderen1
    • hoop [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
      • wat een hoop snoepjes heb jij!1
    • massa [de ~] zelfstandig naamwoord
      • ik heb een massa boeken1
    • stoot [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
      • ik heb een stoot boeken gekocht1
    • boel [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
      • er zijn een boel mensen op straat1
  6. de stoot
    – harde duw 1
    de stoot
    – harde duw 1
    • stoot [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
      • ik kreeg een stoot in mijn gezicht1
  7. de stoot
    – mooie aantrekkelijke vrouw 1
    de stoot
    – mooie aantrekkelijke vrouw 1
    • stoot [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
      • kijk eens, wat een stoot daar loopt!1

Verwante woorden van "stoot":


Alternatieve synoniemen voor "stoot":


Antoniemen van "stoot":


Verwante definities voor "stoot":

  1. grote hoeveelheid, groot aantal1
    • ik heb een stoot boeken gekocht1
  2. harde duw1
    • ik kreeg een stoot in mijn gezicht1
  3. mooie aantrekkelijke vrouw1
    • kijk eens, wat een stoot daar loopt!1