Overzicht


Nederlands

Uitgebreide synoniemen voor systeem in het Nederlands

systeem:

systeem [het ~] zelfstandig naamwoord

  1. het systeem
    het systeem; het stelsel
    • systeem [het ~] zelfstandig naamwoord
    • stelsel [het ~] zelfstandig naamwoord
  2. het systeem
    de samenstelling; de opbouw; de structuur; de ordening; de organisatie; het systeem
  3. het systeem
    het systeem
    • systeem [het ~] zelfstandig naamwoord
  4. het systeem
    – geheel van afspraken of regels 1
    het systeem
    – geheel van afspraken of regels 1
    • systeem [het ~] zelfstandig naamwoord
      • ons belastingssysteem is progressief1
  5. het systeem
    – iets dat op een doordachte manier geordend is 1
    het systeem
    – iets dat op een doordachte manier geordend is 1
    • systeem [het ~] zelfstandig naamwoord
      • de secretaris heeft een kaartsysteem waar alle leden in staan1
  6. het systeem
    – ordening of regelmaat 1
    het systeem
    – ordening of regelmaat 1
    • systeem [het ~] zelfstandig naamwoord
      • er zit weinig systeem in zijn aanpak1

Verwante woorden van "systeem":

  • systemen, systeempje, systeempjes

Alternatieve synoniemen voor "systeem":


Verwante definities voor "systeem":

  1. geheel van afspraken of regels1
    • ons belastingssysteem is progressief1
  2. iets dat op een doordachte manier geordend is1
    • de secretaris heeft een kaartsysteem waar alle leden in staan1
  3. ordening of regelmaat1
    • er zit weinig systeem in zijn aanpak1

Verwante synoniemen voor systeem